Het kabinet ziet geen mogelijkheid om de budgettaire gevolgen van een verruiming van de btw-sportvrijstelling op korte termijn in te passen. Dat laat de Staatssecretaris van Financiën op 17 juni 2015 weten aan de Tweede Kamer.
Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 19 december 2013 (zaak C-495/12) heeft Wiebes de gevolgen van een verruiming van de btw-sportvrijstelling geanalyseerd. Op grond van het arrest mogen EU-lidstaten geen onderscheid maken tussen prestaties aan leden en aan niet-leden. Daarnaast wordt de beschikkingstelling van een sportterrein aangemerkt als prestatie die onontbeerlijk is voor de sportbeoefening. Op deze prestatie zou de btw-vrijstelling van toepassing moeten zijn. Omdat deze btw-richtlijn geldt voor alle EU-lidstaten, acht Wiebes een verruiming van de btw-sportvrijstelling op lange termijn onvermijdelijk. Echter, op korte termijn ziet het kabinet geen mogelijkheid om binnen de huidige kaders de budgettaire gevolgen hiervan in te passen.
Meer informatie: Brief over verruiming btw-sportvrijstelling, 17 juni 2015
Geef een reactie