Staatssecretaris Idsinga informeert de Tweede Kamer over drie afgeronde invoeringstoetsen ‘Historisch tarief BPM’, ‘Uitzondering fiscaal partnerbegrip voor de toepassing inkomensafhankelijke combinatiekorting’ en ‘Algemeen tarief overdrachtsbelasting naar 10,4%’. Deze toetsen zijn opgenomen bij deze Kamerbrief met de bijbehorende externe onderzoeksrapporten.
Algemeen tarief overdrachtsbelasting naar 10,4%
Naast de invoeringstoets is ook een onderzoeksrapport gepubliceerd. Dit rapport beschrijft hoe de differentiatie van de overdrachtsbelasting uitpakt in de praktijk voor investeerders en andere kopers die sinds 2023 te maken hebben (gehad) met de verhoging van de overdrachtsbelasting van 8% naar 10,4%.
Volgens de doelgroep werkt de regeling niet. Het zou een prijsopdrijvend effect hebben (starters bieden meer), en een afname van vastgoedinvesteringen en transformatieprojecten, wat juist woningen toevoegt aan de woningmarkt. Investeerders vinden ook dat de regels tijdens het spel zijn veranderd. Zij geven aan geen vertrouwen meer te hebben in de overheid en onzeker te zijn over mogelijke nieuwe wijzigingen.
Uitzondering fiscaal partnerbegrip toepassing inkomensafhankelijke combinatiekorting
Deze invoeringstoets richt zich op de wetswijziging die zorgt dat de uitzondering op het fiscale partnerbegrip niet geldt voor de toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna IACK). Hiermee wordt de behandeling van belastingplichtigen met een in het buitenland woonachtige partner die geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is, voor wat betreft de IACK, gelijkgetrokken met de behandeling van belastingplichtigen met een partner die binnenlandse belastingplichtige of kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is. Door deze maatregel is handhaving voor de Belastingdienst enigszins complexer geworden door het gebrek aan informatie over de aanwezigheid van een in het buitenland woonachtige partner met kinderen op het woonadres van de belastingplichtige en diens inkomenspositie. In het eerste jaar kon de wetswijziging pas bij de definitieve aanslag verwerkt worden, zo kan het gebeuren dat belastingplichtigen over het jaar 2022 de korting achteraf moeten terugbetalen. Om terugbetaling achteraf zo veel mogelijk te voorkomen heeft de Belastingdienst waar mogelijk belastingplichtigen gericht geïnformeerd en in een aantal gevallen de IACK in de voorlopige teruggave stopgezet. Desondanks kunnen terugbetalingen zich in de praktijk wel voordoen.
Historisch tarief BPM
Deze invoeringstoets betreft een wetswijziging die per 1 januari 2022 is ingegaan en voorziet in een overgangsregeling met betrekking tot tariefswijzigingen in de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (bpm). Uit de invoeringstoets blijkt dat niet alle importeurs in 2023 wisten welke acties ondernomen moesten worden naar aanleiding van de wetswijziging. Ongeveer de helft van de importeurs die actie moest ondernemen, deed dat pas na hierop te zijn geattendeerd per mail door de Belastingdienst. In 2024 is het aantal importeurs dat zelf actie ondernam toegenomen, waardoor dit voor de Belastingdienst geen aandachtspunt meer is. Uit het externe onderzoek dat medio 2023 is uitgevoerd, kwam het signaal naar voren dat er lange wachttijden voor identificatie en registratie bij de RDW zouden zijn, waardoor er meer dan twee maanden zouden kunnen verstrijken tussen de kentekenregistratie en de tenaamstelling. Zowel bij de Belastingdienst als bij de RDW zijn geen signalen bekend van dat wachttijden ten tijde van de periodes van de bpm-tariefwijziging ertoe hebben geleid dat voertuigen niet meer uiterlijk in februari tenaamgesteld konden worden, waardoor het hogere bpm-tarief van toepassing zou zijn.
Bron: Kamerbrief afgeronde invoeringstoetsen, nr. 2024-0000454445, Ministerie van Financien, 7 oktober 2024
Geef een reactie