Onlangs moest de Hoge Raad in een zaak oordelen of sprake was van een btw-vrijgestelde verhuur van een onroerende zaak of van het btw-belast aanbieden van een opslagruimte. De Hoge Raad oordeelt dat aanvullende actieve diensten meer dan bijkomstig moeten zijn om het passieve karakter van verhuur te compenseren.
De Hoge Raad wijst erop dat het verhuren van een onroerende zaak normaal gesproken een betrekkelijk passieve activiteit is die alleen verband houdt met het tijdsverloop en geen toegevoegde waarde van betekenis oplevert. Kenmerkend is dat de onroerende zaak zelf het voorwerp van de dienst vormt. Hierin verschilt de verhuur van onroerende zaken van andere activiteiten die een zakelijk-industrieel en commercieel karakter hebben. Ook moet men de verhuur van onroerende zaken onderscheiden van de verhuur van voorwerpen waarbij de prestatie verder gaat dan alleen het ter beschikking stellen van dat goed. Bestaat een prestatie niet alleen uit het passief ter beschikking stellen van een onroerende zaak, maar ook uit andere, meer actieve activiteiten? Dan is voor de btw-heffing toch sprake van verhuur van een onroerende zaak als de andere activiteiten bijkomstig zijn aan de terbeschikkingstelling, zo oordeelt de Hoge Raad. In deze zaak waren bijvoorbeeld het zorgen voor permanente bewaking van verhuurde opslagruimten en de terbeschikkingstelling van transportwagentjes van ondergeschikt belang. De verhuur van de opslagruimten stond voorop en was daardoor vrijgesteld van btw.
Wet: art. 11, eerste lid, onderdeel b Wet OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:634
Geef een reactie