Door het opnemen van ontbindingsclausule in de koopovereenkomst van een bouwkavel lopen de kopers niet het risico van waardedaling van die kavel. De waardeverandering gaat hen daardoor niet grotendeels aan. Zo’n kavel kan daarom niet worden aangemerkt als een eigen woning.
Een man kocht in 2008 voor € 300.000 een kavel van zijn schoonouders. De overeenkomst was aangegaan voor twee jaar. Binnen deze termijn moesten plannen worden gerealiseerd. Daarnaast had deze man samen met zijn vrouw het recht om de overeenkomst onder gelijke voorwaarden en geldbedragen terug te draaien op kosten van verkopers. In 2009 riep het echtpaar de ontbindingsclausule in. Het echtpaar ging ervan uit dat de kavel een eigen woning was in de zin van de Wet inkomstenbelasting, omdat daarop een woning zou worden gebouwd die uiterlijk in 2010 door hen zou worden bewoond. De rechter besliste dat de ontbindingsclausule meebracht dat het echtpaar niet het risico liep van waardedaling van de kavel. Daardoor ging de waardeverandering van de kavel hen niet aan. Er kon om die reden niet worden gesproken van een eigen woning. De stelling van het echtpaar dat de kavel in ieder geval wel een woning in aanbouw vormde, mocht evenmin baten. Zie ook het bericht ‘Wanneer start de aanbouw van een woning?’. Het echtpaar had weliswaar mogelijkheden en plannen laten zien. Maar daaraan kleefden zoveel onzekerheden dat niet viel te verwachten dat die op zo korte termijn zouden kunnen worden uitgevoerd. Uiteindelijk bleek de bouw van een woning ook niet mogelijk.
Wet: artikel 3.111, derde lid, onderdeel a, Wet inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 17 december 2014 (gepubliceerd op 9 januari 2015), ECLI:NL:GHARL:2014:9823
Geef een reactie