De Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting heeft de vraag beantwoord of de bemiddelingskosten bij het afsluiten van een direct ingaande lijfrente kunnen worden aangemerkt als kosten ter verwerving van de lijfrente-uitkering, als de aanbieder geen mogelijkheid biedt voor een kennis- en ervaringstoets.
Iemand wil een direct ingaande lijfrente afsluiten. Vaak kan de lijfrente online worden afgesloten zonder advies. Daarbij moet hij dan wel een kennis- en ervaringstoets doen. De verzekeraar biedt daarbij geen mogelijkheid tot het uitvoeren van een online kennis- en ervaringstoets. Er wordt door de verzekeraar verwezen naar een deskundige voor het aanvragen van de direct ingaande lijfrente.
De kennisgroep geeft aan dat de bemiddelingskosten, die worden gemaakt voor bijstand door een deskundige, aftrekbaar zijn.
Aftrekbare kosten van uitkeringen uit inkomensvoorzieningen
Artikel 3.108 van de Wet IB 2001 ziet op de aftrekbare kosten van aangewezen uitkeringen en van uitkeringen uit inkomensvoorzieningen. Van aftrek van kosten kan sprake zijn, als de kosten zijn gemaakt voor de verwerving, inning en behoud van de uitkeringen.
Deze aftrekbare kosten moeten worden onderscheiden van de niet-aftrekbare kosten tot verwerving van een bron van inkomen (de zogenaamde bronkosten). Er bestaat dus onderscheid tussen de premies die worden betaald in de opbouwfase en die aftrekbaar kunnen zijn op grond van de jaar- en reserveringsruimte, maar niet aftrekbaar zijn op grond van artikel 3.108 Wet IB 2001 (bronkosten) en de kosten die moeten worden gemaakt om de periodieke uitkeringen te verwerven in de zin van artikel 3.108 Wet IB 2001 (geen bronkosten).
In deze situatie moet de belastingplichtige een deskundige inschakelen, omdat de aanbieder geen mogelijkheid biedt voor het uitvoeren van een online kennis- en ervaringstoets bij het afsluiten van een direct ingaande lijfrente. De kosten voor de deskundige moeten door de belastingplichtige worden gemaakt voor het afsluiten van de periodieke uitkeringen. Het zijn dus kosten ter verwerving van de lijfrente-uitkeringen, die daarmee aftrekbaar zijn op grond van artikel 3.108 Wet IB 2001 voor zover zij in hun totale omvang niet overtreffen wat gebruikelijk is.
Geef een reactie