De Kennisgroep bijzondere winstbepalingen vpb heeft de vraag beantwoord of sprake is van een wijziging in belangrijke mate van het uiteindelijke belang in de zin van artikel 20a, eerste lid, Wet Vpb 1969 bij een combinatie van de overdracht van aandelen in een vennootschap, een vordering op deze vennootschap en de volledige zeggenschap.
De casus is als volgt.
Een bv heeft een negatief vermogen van 25 miljoen en beschikt over te verrekenen verliezen. A investeert in de bv via een transactie die zich als volgt kenmerkt: A koopt 1% van de aandelen in de bv. A verkrijgt daarmee 1% van het juridische en het economische eigendom van de aandelen. De overige aandelen (99%) in de bv worden gecertificeerd. De bestaande overige aandeelhouders hebben certificaten in een stichting administratiekantoor (STAK) verkregen. A heeft de volledige zeggenschap over de STAK en daarmee de gehele zeggenschap in de bv (1% rechtstreeks en 99% via de STAK). A koopt van de bestaande aandeelhouders een vordering op de bv van nominaal € 100 miljoen voor een bedrag van € 75 miljoen. Dit is voor de bv een omvangrijke schuld, want de nominale waarde van de schuld is hoger dan de waarde van de activa van de bv.
Materieel getoetst
De vraag is of de combinatie van de vervreemding van het 1%-aandelenbelang, de overdracht van de volledige zeggenschap en de overdracht van de vordering met een waarde die veel lager is dan de nominale waarde, geldt als een wijziging in belangrijke mate van het uiteindelijke belang in de bv in de zin van artikel 20a, eerste lid, Wet Vpb 1969. De kennisgroep beantwoordt deze vraag bevestigend. Het begrip belang wordt materieel getoetst. Gezamenlijk beschouwd vormt de overdracht van het aandelenbelang, de volledige zeggenschap en de omvangrijke vordering een wijziging in belangrijke mate van het uiteindelijke belang in de bv. Het vermogen van de bv is zodanig negatief dat het financiële belang bij vermogen en winst van de bv, naar redelijkerwijs is te verwachten, volledig en duurzaam berust bij A als schuldeiser en niet bij de aandeelhouders. Zolang de winst de waarde van het vermogen slechts minder negatief maakt, leidt deze winst primair tot waardestijging van de vordering en niet tot waardestijging van de aandelen. Door de volledige zeggenschap kan deze waardestijging bovendien op elk gewenst moment worden gerealiseerd door te besluiten tot aflossing.
Geef een reactie