De Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting heeft de vraag beantwoord of de aan een student toegekende studiebeurs vanuit een bedrijf, die in gelijke termijnen wordt uitbetaald, belast kan worden als een periodieke uitkering in de zin van afdeling 3.5 van de Wet IB 2001.
Een bedrijf heeft een overeenkomst met een student gesloten. Op grond van de overeenkomst wordt een studiebeurs verstrekt met als doel het leveren van een bijdrage aan het schoolgeld en de kosten van levensonderhoud in verband met het volgen van een masteropleiding aan de universiteit, waarvoor de student is ingeschreven tijdens de beursperiode. De studiebeurs wordt periodiek uitgekeerd. In de overeenkomst is opgenomen dat het bedrijf investeert in de persoonlijke ontwikkeling van de student om hem voor te bereiden op een loopbaan binnen de branche. De student is verplicht om aan het aangeboden trainingsprogramma deel te nemen. In geval van te veel afwezigheid kan het bedrijf besluiten om de studiebeurs te beëindigen. Van de student wordt verder verlangd dat hij deelneemt aan sociale activiteiten.
Periodieke uitkeringen in rechte vorderbaar
De vraag is of de door de student uit de studiebeurs ontvangen periodieke uitkeringen belast op grond van afdeling 3.5 van de Wet IB 2001 ervan uitgaande dat de periodieke uitkeringen geen resultaat uit overige werkzaamheden vormen.
In deze situatie zijn de uit de studiebeurs ontvangen periodieke uitkeringen belast. De student heeft een overeenkomst met het bedrijf gesloten. Er kan nakomingvan hetgeen is overeengekomen worden gevorderd. Er is dus sprake van juridische afdwingbaarheid. De periodieke uitkeringen zijn ‘in rechte vorderbaar’.
Geef een reactie