De Kennisgroep successiewet heeft een vraag beantwoord over schending van de voortzettingstermijn bij verkoop of emissie van aandelen in een deelneming.
Vader en moeder zijn in algehele gemeenschap van goederen getrouwd. Ze hebben alle aandelen in Holding BV. Voor de SW1956 worden zij geacht ieder 50% van de aandelen in Holding BV te hebben. Holding BV heeft 60% van de aandelen in Werk BV. Vader overlijdt, de langstlevende echtgenoot en de vier kinderen erven zijn 50% aandelenpakket in Holding BV (ieder 10%). Na twee jaar wil men een werknemer laten participeren door aan hem 10% van de totale aandelen in Werk BV te verstrekken. Ze kunnen dit realiseren door verkoop van de bestaande aandelen of door emissie van nieuwe aandelen in Werk BV. Hierdoor daalt het belang van Holding BV in Werk BV met 6% (10% van 60%) naar 54%.
Kennisgroepstandpunt
De vraag is of het voortzettingsvereiste van de bedrijfsopvolgingsregeling in de SW 1956 wordt geschonden als de verkrijger al voor de verkrijging aandelen in de holding had en het belang van die holding in een deelneming kleiner wordt door verkoop of emissie van aandelen in die deelneming.
Ja, het voortzettingsvereiste zal dan worden geschonden. Onder omstandigheden is dit niet het geval als de verkrijger de echtgenoot is, waarmee erflater in (algehele) gemeenschap van goederen was gehuwd. Voor de echtgenoot geldt -voor de verkregen aandelen die tot die gemeenschap behoren- namelijk een goedkeuring onder voorwaarden.
Bron: Belastingdienst, 20 juli 2023
PE-Pitstop Optimaliseren bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
De cursus is geen (basis)cursus over de theorie van de BOR, maar meer een verfijnde vertaling hiervan naar de ‘echte praktijk’. Enige basiskennis over de BOR is daarom wenselijk. Na het volgen van de Pitstop weet u wanneer de BOR van toepassing is, hoe deze toepassing fiscaal geoptimaliseerd kan worden en welke civielrechtelijke aspecten hierbij van belang zijn. Het aanmerkelijk belang staat tijdens de cursus centraal.
Geef een reactie