De Kennisgroep IBR Vpb & winst heeft de vraag beantwoord of kostenaftrek kan worden toegepast op fictieve Braziliaanse bronbelasting.
Een Nederlandse vennootschap (BV X) levert technische diensten aan afnemers in Brazilië. Brazilië heft geen belasting op de vergoeding voor die diensten, maar had dit wel mogen doen op grond van het Verdrag Nederland-Brazilië 1990. Op grond van artikel 23, vierde lid, onderdeel c, Verdrag wordt de in Brazilië betaalde belasting geacht 20% te bedragen (tax sparing credit). BV X wil deze fictieve Braziliaanse bronheffing niet verrekenen maar als kosten ten laste van haar Nederlandse belastbare winst brengen.
BV X mag de fictieve Braziliaanse bronbelasting niet als kosten in aftrek brengen.
De Braziliaanse inkomsten uit de door BV X geleverde diensten kwalificeren als royalty’s in de zin van artikel 12, derde lid, Verdrag jo. artikel 5 van het Protocol:
“Het is wel verstaan dat de bepalingen van artikel 12, derde lid, van toepassing zijn op vergoedingen van welke aard ook voor het verlenen van technische bijstand en technische diensten.”
Brazilië mag als bronstaat op grond van artikel 12, tweede lid, onderdeel b, Verdrag 15% bronbelasting inhouden op de vergoeding. Nederland dient als vestigingsstaat op grond van artikel 23, derde lid, Verdrag verrekening te verlenen van de in Brazilië over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting. Op grond van artikel 23, vierde lid, onderdeel c, Verdrag wordt de in Brazilië betaalde belasting in het onderhavige geval geacht 20% te bedragen. Hoewel Brazilië feitelijk geen bronbelasting heft over het betreffende inkomen, dient Nederland op grond van het verdrag verrekening te verlenen voor een fictieve bronbelasting van 20%.
BV X wil de fictieve Braziliaanse bronbelasting echter niet verrekenen, maar als kosten in aftrek brengen. Het Verdrag kent deze voorkomingsmethode niet. Artikel 38 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna: Bvdb 2001) noemt wel de mogelijkheid van kostenaftrek, maar het Verdrag bevat geen verwijzing naar het Bvdb 2001.
Artikel 10, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) staat kostenaftrek van in het buitenland geheven belasting naar de winst of bestanddelen van de winst uitdrukkelijk niet toe indien een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is. Dat laatste is hier het geval.
In paragraaf 3.6.2 van het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 28 april 2023, is echter goedgekeurd dat een belastingplichtige ook onder toepassing van een belastingverdrag kan verzoeken om kostenaftrek op grond van artikel 38 Bvdb 2001. Deze bepaling schakelt de werking van artikel 10, eerste lid, onderdeel e, Wet Vpb 1969 uit. Hierdoor kan de vanwege een verdragsland geheven belasting ook als kosten in aftrek worden gebracht.
Toepassing van artikel 38 Bvdb 2001 biedt in dit geval echter geen soelaas. Deze bepaling eist voor kostenaftrek immers dat sprake is van ‘geheven belasting’. Zoals al opgemerkt betreft de tax sparing credit van 20% echter geen feitelijk geheven, maar fictieve Braziliaanse bronbelasting. Noch het Verdrag noch artikel 38 Bvdb 2001 biedt BV X dus de mogelijkheid om de onderhavige fictieve belasting als kosten in aftrek te brengen.
Geef een reactie