De Kennisgroep successiewet heeft de vraag beantwoord of het opheffen van de zogenaamde vermogensklem als bedoeld in artikel 2:18 Burgerlijk Wetboek een schenking is.
Een stichting heeft zich in jaar 1 omgezet in een bv, waarbij een zogenaamde vermogensklem is ontstaan (artikel 2:18 BW). In jaar 7 verzoekt de bv de rechter om opheffing van deze vermogensklem. De rechter stemt in met dat verzoek. De aandeelhouders van de bv verrijken door de vrijval van de vermogensklem.
De vraag is of sprake is van een schenking als een stichting met toepassing van artikel 2:18 BW haar rechtsvorm omzet in een bv en de rechter -op verzoek van deze rechtspersoon- de bij de omzetting ontstane vermogensklem opheft?
Het opheffen van een vermogensklem als bedoeld in artikel 2:18 BW is geen schenking mits er geen personen zijn die concreet afdwingbare rechten hebben op de voormalige stichting en instemmen met het verlies daarvan. Het opheffen van de vermogensklem is namelijk geen handeling waardoor een rechtspersoon -als de rechter met het verzoek instemt- verarmt.
Geef een reactie