De Kennisgroep successiewet heeft een vraag beantwoord over een renteloze lening die opeisbaar is met een ‘wachttermijn’.
Een ouder leent renteloos geld uit aan zijn kind. De ouder kan de lening te allen tijde opeisen. Ze zijn daarnaast overeengekomen dat als de ouder de lening opeist, het kind nog acht maanden de tijd heeft om het geleende bedrag daadwerkelijk terug te betalen.
De vraag is of artikel 15 van SW 1956 ook van toepassing kan zijn op een laagrentende of renteloze geldlening, die te allen tijde opeisbaar is met een wachttermijn van meer dan drie maanden. En zo ja, vanaf wanneer?
Kennisgroepstandpunt
Een redelijke wetsuitleg brengt met zich mee dat op de verrijking die voortvloeit uit het sluiten van een te allen tijde opeisbare laagrentende of renteloze lening met een wachttermijn van meer dan drie maanden, zowel artikel 1 SW 1956 (over de hele looptijd in één keer belast) als artikel 15 SW 1956 (belast per elk kalenderjaar van de looptijd) van toepassing kunnen zijn. Uiteraard wordt er niet dubbel belast. De kennisgroep gaat uit van toepassing van artikel 1 SW 1956, maar de belastingplichtige kan ook kiezen voor toepassing van artikel 15 SW 1956. Deze keuze geldt dan gedurende de gehele looptijd van de lening.
Geef een reactie