De Kennisgroep onroerende zaken heeft de vraag beantwoord of een schuld, die bij de fiscale partner is aangegaan ter verwerving van de eigen woning en daardoor geen eigenwoningschuld is, door herfinanciering bij een bank kan worden aangemerkt als eigenwoningschuld.
Een man en zijn fiscale partner kopen samen hun eerste woning. De man gaat voor de aankoop van zijn eigendomsaandeel in de woning een lening aan bij de fiscale partner. Na verloop van tijd herfinanciert de belastingplichtige deze lening bij een bank.
De vraag is of deze lening bij de bank als eigenwoningschuld kan worden aangemerkt.
Als voor deze lening een contractuele verplichting geldt tot het gedurende de looptijd ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden volledig aflossen en aan de overige voorwaarden van artikel 3.119a, eerste lid, van de Wet IB 2001 wordt voldaan.
Schulden aan de fiscale partner behoren op grond van artikel 3.119a, zesde lid, onderdeel c, Wet IB 2001 niet tot de eigenwoningschuld. De schuld respectievelijk de vordering moet in box 3 worden opgenomen (Kamerstukken II 1998/99, 26727, nr. 3, p. 157).
Vanaf het moment dat de belastingplichtige de lening herfinanciert en deze nieuwe lening voldoet aan de voorwaarden voor kwalificatie van eigenwoningschuld van artikel 3.119a, eerste lid, Wet IB 2001, kan de lening op grond van artikel 3.119c, achtste lid, Wet IB 2001 wél een eigenwoningschuld zijn (Kamerstukken II 2013/14, 33950, nr. 3, p. 4-5). Op grond van artikel 3.119c, eerste lid, Wet IB 2001 gaat de maximale looptijd van 360 maanden in vanaf het moment dat de lening als eigenwoningschuld wordt aangemerkt (Kamerstukken II 2012/13, 33405, nr. 3, p. 25.
Geef een reactie