De Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting heeft een aantal vragen beantwoord over de toegestane einddatum van een overbruggingslijfrente.
Een man heeft bij een verzekeraar een aanspraak op een lijfrente waarvoor na 31 december 2005 geen premies zijn voldaan. De man wendt de aanspraak aan voor een overbruggingslijfrente als bedoeld in artikel 10a.1 van de Wet Wet IB 2001. Hij komt met de verzekeraar een einddatum van de termijnen overeen die in het jaar ligt waarin de belastingplichtige de leeftijd van 60 jaar bereikt.
Is het in de volgende situaties toegestaan dat de einddatum van de lijfrentetermijnen ligt in het jaar waarin de belastingplichtige de leeftijd van 60 jaar bereikt?
A. De man heeft één pensioenregeling waarbij de pensioeningangsdatum op 60 jaar staat.
B. De man heeft meerdere pensioenregelingen, waarbij bij één van de regelingen de pensioeningangsdatum op 60 jaar staat.
C. De man heeft één pensioenregeling waarbij de pensioeningangsdatum op 65 jaar staat, maar hij is voornemens de pensioeningangsdatum te zijner tijd te vervroegen naar 60 jaar.
Wat is het gevolg als de belastingplichtige, nadat de overbruggingslijfrente is ingegaan als bedoeld in situatie A, met de pensioenuitvoerder overeenkomt de pensioeningangsdatum alsnog uit te stellen?
- Voor situaties A en B is het toegestaan dat de einddatum van de lijfrentetermijnen ligt in het jaar waarin de man de leeftijd van 60 jaar bereikt.
Voor situatie C is het niet toegestaan dat de einddatum van de lijfrentetermijnen ligt in het jaar waarin de man de leeftijd van 60 jaar bereikt; de einddatum van de lijfrentetermijnen mag op zijn vroegst liggen in het jaar waarin de man de leeftijd van 65 jaar bereikt. - Op het moment dat een overeengekomen pensioeningangsdatum wordt gewijzigd, voldoet de overbruggingslijfrente niet meer aan de voorwaarden van artikel 3.125, eerste lid, onderdeel c, Wet IB 2001. Ingevolge artikel 3.133 Wet IB 2001 wordt de waarde van de lijfrente op dat moment aangemerkt als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen en daarmee gerekend tot het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1). In dat geval is revisierente verschuldigd op grond van artikel 30i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Geef een reactie