De Kennisgroep overdrachtsbelasting heeft een standpunt gepubliceerd over de toepassing van het tarief dan wel de startersvrijstelling bij gebruik van onzelfstandige woonruimte in een woning door derden, bijvoorbeeld bij verhuur.
Een natuurlijk persoon verkrijgt een woning met een totale oppervlakte van 120 vierkante meter die als hoofdverblijf gebruikt zal worden. De verkrijger gaat één van de kamers met een oppervlak van 15 vierkante meters verhuren (kamerverhuur). De kamer heeft geen eigen entree, keuken, toilet en wasruimte en kwalificeert daarom als (de verhuur van) niet zelfstandige woonruimte (artikel 7:233 Burgerlijk Wetboek). Het gebruik van de entree, keuken, toilet en wasruimte (30 vierkante meter) wordt door de verkrijger en de huurder gedeeld.
De vraag is of indien in een woning die na de verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf door de eigenaar wordt gebruikt een kamer of enkele kamers als onzelfstandige woonruimte aan derden in gebruik worden gegeven de tot de woning behorende gemeenschappelijke ruimtes dan, voor wat betreft de oppervlakte, geheel aan het deel van de woning kunnen worden toegerekend dat anders dan tijdelijk als hoofdverblijf wordt gebruikt.
Het antwoord is bevestigend. De gemeenschappelijke ruimtes worden door de eigenaar van de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt. Het feit dat de huurder(s) ook gebruik kunnen maken van de gemeenschappelijke ruimtes doet hier niet aan af. Verder geldt dat, indien de totale oppervlakte van de (al dan niet exclusief) door de verkrijger, anders dan tijdelijk, als hoofdverblijf gebruikte ruimtes tezamen tenminste 90% van de totale oppervlakte van de woning uitmaakt de startersvrijstelling of het tarief van 2% op de waarde van de gehele woning kan worden toegepast. Uiteraard als aan alle overige voorwaarden is voldaan.
Geef een reactie