De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag heeft een standpunt ingenomen over de samenloop van uitzonderingen op de kortingsregeling binnen de 30%-regeling en een standpunt over de mogelijkheden om de, als gevolg van aftopping, maximale 30%-vergoeding optimaal te benutten bij een verdeling over de loontijdvakken en/of een eindejaarberekening.
KG:041:2024:23 30%-regeling, kortingsregeling, uitzonderingen
De looptijd van de 30%-regeling is maximaal vijf jaar. Als hoofdregel geldt dat perioden van eerdere tewerkstelling en eerder verblijf in Nederland in de afgelopen vijfentwintig jaar in mindering worden gebracht op de looptijd, zie artikel 10ef, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Het vierde lid van artikel 10ef UBLB 1965 regelt wat niet als eerder verblijf in Nederland geldt en luidt als volgt:
“Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de ingekomen werknemer niet in Nederland verbleven indien hij in elk kalenderjaar van de periode van vijfentwintig jaar in totaal niet langer dan zes weken in Nederland is verbleven wegens vakantie, familiebezoek of andere persoonlijke omstandigheden, waarbij in de periode van vijfentwintig jaar eenmalig een periode van maximaal drie aaneengesloten maanden in Nederland wegens vakantie, familiebezoek of andere persoonlijke omstandigheden niet in aanmerking wordt genomen.”
In de uitvoeringspraktijk bestaat onduidelijkheid over de samenloop van de jaarlijkse periode van zes weken en de eenmalige uitzondering van drie aaneengesloten maanden.
Vraag
Indien gebruik wordt gemaakt van de uitzondering van de éénmalige, aaneengesloten periode van verblijf van drie maanden, kan in datzelfde kalenderjaar dan daarnaast ook nog gebruik worden gemaakt van de uitzondering van de jaarlijkse periode van verblijf van zes weken?
Antwoord
Ja. Naast toepassing van de eenmalige uitzondering van drie maanden kan in een kalenderjaar ook nog maximaal zes weken in Nederland worden verbleven, zonder dat dit verblijf op grond van het eerste lid van artikel 10ef UBLB 1965 in mindering komt op de looptijd.
Bron: Belastingdienst, 16 oktober 2024
KG:041:2024:22 30%-regeling, aftopping 30%-vergoeding en verdeling over loontijdvakken/eindejaar-berekening
De 30%-regeling is met ingang van 1 januari 2024 beperkt tot de zogenoemde WNT-norm (artikel 31a, achtste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964). In de praktijk leeft de vraag of het is toegestaan om de, als gevolg van aftopping, maximale 30%-vergoeding optimaal te benutten middels een verdeling over de loontijdvakken en/of een eindejaarberekening.
Vragen
- Is het toegestaan om de maximale 30%-vergoeding op jaarbasis evenredig te verdelen over de loontijdvakken?
- Is het mogelijk om de 30%-vergoeding te optimaliseren door middel van een eindjaarberekening?
Antwoorden
- Ja. Het is toegestaan om de 30%-vergoeding (evenredig) over het kalenderjaar te verdelen zodat de impact van de beperking van de maximale 30%-vergoeding wordt verdeeld over het kalenderjaar.
- Ja. Als het maximum van de maximaal toegestane 30%-vergoeding aan het einde van het jaar nog niet is bereikt, kan de nog beschikbare ruimte in de maand van de eindejaarberekening (december) worden gebruikt, voor zover er voldoende loon voorhanden is in het laatste loontijdvak.
Als in de maand van de eindejaarberekening onvoldoende loon voorhanden is, kan de werkgever het in eerdere loontijdvakken verloonde werknemersloon corrigeren met een correctiebericht als hij, bijvoorbeeld op basis van arbeidsrechtelijke afspraken, aannemelijk kan maken dat hij vóór het genietingsmoment dat deel van het werknemersloon heeft aangewezen als eindheffingsloon en dat wordt voldaan aan de overige voorwaarden van de 30%-regeling.
Geef een reactie