
De Kennisgroep bijzondere winstbepalingen vpb heeft een vraag beantwoord over de toepassing van artikel 20a, tweede lid, onderdelen b, Wet Vpb 1969 bij een uitbreiding van het uiteindelijk belang van een aandeelhouder die het belang eerder krachtens erfrecht heeft verkregen.
Erflater heeft alle aandelen in een beleggings-BV. De BV beschikt over een verrekenbaar verlies uit jaar 1, het oudste verliesjaar. In jaar 2 komt erflater te overlijden. Erfgenaam A en erfgenaam B verkrijgen als erfopvolgers onder algemene titel 50% van de aandelen van de BV. Hierdoor wijzigt het uiteindelijke belang in belangrijke mate in de zin van artikel 20a, eerste lid, van de Wet Vpb 1969. Omdat deze belangwijziging voortvloeit uit een overgang krachtens erfrecht blijft deze belangwijziging buiten aanmerking voor de toepassing van artikel 20a, eerste lid, Wet Vpb 1969. Dit volgt uit artikel 20a, tweede lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969.
In jaar 4 vindt opnieuw een belangwijziging plaats. Erfgenaam A koopt alle aandelen van erfgenaam B. Op grond van de hoofdregel uit artikel 20a, eerste lid, Wet Vpb 1969 komen de verliezen voorafgaand aan deze belangenwijziging in beginsel niet meer voor voorwaartse verrekening in aanmerking. Ten opzichte van het oudste verliesjaar is het belang immers met 100% gewijzigd. De uitzondering die is opgenomen in artikel 20a, tweede lid, onderdeel a, Wet Vpb 1969 is enkel van toepassing op het belang van 50% dat erfgenaam A in jaar 2 heeft verkregen uit de overgang krachtens erfrecht. De resterende 50% (die in jaar 4 is aangekocht) vloeit niet voort uit erfrecht. Deze wijziging komt voort uit een eigen keuze van erfgenamen A en B.
Artikel 20a, tweede lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 bepaalt dat een belangwijziging voor de toepassing van het eerste lid buiten aanmerking blijft, voor zover het een uitbreiding betreft van het belang door een persoon die aan het begin van het oudste nog te verrekenen verliesjaar al een belang in de vennootschap had van minimaal een derde deel.
Vraag
Geldt voor de uitbreidingsuitzondering van artikel 20a, tweede lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 het belang van een erflater bij het begin van het oudste verliesjaar als een belang van de erfgenaam bij het begin van het oudste verliesjaar, voor zover hij dat door erfrecht heeft verkregen?
Antwoord
Nee, het belang van een erflater bij het begin van het oudste verliesjaar in de zin van artikel 20a, tweede lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 wordt niet toegerekend aan de erfgenaam. De uitzondering van artikel 20a, tweede lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969 is daarom niet van toepassing in deze casus. Grammaticaal valt de koop van aandelen door erfgenaam A van erfgenaam B niet onder deze uitzondering, omdat erfgenaam A nog geen aandeelhouder was in het oudste verliesjaar. Ook doel en strekking van de bepaling bieden onvoldoende ruimte om af te wijken van de duidelijke wettekst en wetssystematiek. Het bijzondere karakter van de verkrijging krachtens erfrecht maakt dit niet anders. Dit betekent dat de verliezen voorafgaand aan de belangenwijziging in jaar 4 in beginsel niet meer voor voorwaartse verrekening in aanmerking komen.
Geef een reactie