De Kennisgroep loonheffing algemeen heeft een standpunt ingenomen over de beoordeling van het 10%-criterium bij toepassing van de concernregeling.
Als het loon uit vroegere dienstbetrekking meer dan 10% van de loonsom bedraagt, moet bij de berekening van de vrije ruimte de loonsom worden verminderd met het loon uit vroegere dienstbetrekking (artikel 31a, vijftiende lid, onderdeel a, van de Wet LB 1964). Dit wordt ook wel het 10%-criterium genoemd.
Vraag
Moet het 10%-criterium bij toepassing van de concernregeling van artikel 32 Wet LB 1964 worden beoordeeld op concern- of op inhoudingsplichtigenniveau?
Antwoord
De beoordeling van het 10%-criterium kan zowel plaatsvinden op concernniveau als op inhoudingsplichtigenniveau. Gelet op de wetssystematiek van artikel 32 Wet LB 1964 moet die keuze door alle deelnemende inhoudingsplichtigen worden toegepast. De concernregeling is immers een alles-of-niets-regeling. Als de regeling wordt toegepast, geldt deze voor alle concernonderdelen waarvoor gedurende het kalenderjaar sprake is van een direct of indirect belang van ten minste 95% (artikel 32, tweede lid, Wet LB 1964). De verschuldigde eindheffing moet dan worden bepaald alsof de concernonderdelen één inhoudingsplichtige zijn. Hierbij past dat (gezamenlijk) wordt gekozen voor één methode. Het standpunt zal in de volgende versie van het Handboek Loonheffingen worden opgenomen.
Geef een reactie