De Kennisgroep reorganisatiefaciliteiten en fiscale eenheden heeft voor twee praktijksituaties de vraag beantwoord of een fonds voor gemene rekening gebruik kan maken van de doorschuiffaciliteit van artikel V WFGR, indien het bestaan van een fgr voorafgaand aan 1 januari 2025 wordt beëindigd.
- Naar huidig recht (2024) kwalificeert G als een fonds voor gemene rekening in de zin van artikel 2, vierde lid, van de Wet Vpb 1969. Daardoor is G naar huidig recht op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel f, Wet Vpb 1969 belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
- De Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling) leidt er toe dat G bij ongewijzigde omstandigheden met ingang van 1 januari 2025 niet langer voldoet aan de definitie van fonds voor gemene rekening. Daardoor is zij met ingang van 1 januari 2025 niet meer zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting, wordt zij geacht onmiddellijk daaraan voorafgaand al haar vermogensbestanddelen te hebben overgedragen aan de deelgerechtigden en wordt zij geacht te zijn opgehouden in Nederland belastbare winst te genieten.
- De bij ongewijzigde omstandigheden door G behaalde winst behoeft op grond van de doorschuiffaciliteit van artikel V WFGR onder voorwaarden niet in aanmerking te worden genomen. Een van de voorwaarden is dat alle deelgerechtigden onmiddellijk voorafgaand aan 1 januari 2025 zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Aangenomen wordt dat bij ongewijzigde omstandigheden aan alle overige voorwaarden voor toepassing van genoemde doorschuiffaciliteit wordt voldaan.
Vragen
- De deelgerechtigden zijn – in gelijke mate – de in Nederland gevestigde en naar Nederlands recht opgerichte A BV en B BV. Zij zijn eveneens belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. A BV en B BV besluiten gezamenlijk om het bestaan van G te beëindigen. G houdt op 1 oktober 2024 op te bestaan en in Nederland belastbare winst te genieten. Er is sprake van een positieve stakingswinst.
Kan G de doorschuiffaciliteit van artikel V WFGR toepassen op de stakingswinst? - De deelgerechtigden zijn de natuurlijke personen A en B, beiden woonachtig in Nederland. A en B hebben beiden een aanmerkelijk belang in G. Er wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat alle deelgerechtigden onmiddellijk voorafgaand aan 1 januari 2025 zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Daarom dragen A en B in het kader van een aandelenfusie als bedoeld in artikel VI, tweede lid, WFGR ieder hun deelgerechtigdheid in G over aan H BV. Als gevolg van de aandelenfusie wordt H BV de enige deelgerechtigde in G en eindigt het bestaan van het fonds voor gemene rekening (zie o.a. HR 24 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:115, r.o. 3.3.3). Daardoor houdt G op 1 oktober 2024 op in Nederland belastbare winst te genieten. Er is sprake van een positieve stakingswinst.
Kan G de doorschuiffaciliteit van artikel V WFGR toepassen op de stakingswinst?
Antwoord
Nee, noch in situatie 1 noch in situatie 2 kan G de doorschuiffaciliteit van artikel V WFGR toepassen op de stakingswinst. Voor situatie 2 kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van een goedkeuring. Zie het besluit van 20 december 2023 (Stcrt. 2023, 32430) zoals gewijzigd bij besluit van 23 augustus 2024 (Stcrt. 2024, 28426).
Geef een reactie