De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft de vraag beantwoord of voor de toepassing van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, Wet IB 2001 vereist is dat er sprake is van een aaneensluitende periode van inschrijving op hetzelfde woonadres in de BRP.
A en B wonen samen met C, het minderjarige kind van B, en staan op hetzelfde woonadres ingeschreven in de basisregistratie personen. A en B zijn daarmee fiscaal partners op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001.
Twee jaar later vertrekt B met het minderjarige kind C en schrijven zij zich in op een ander woonadres in de BRP. Op 1 april van het jaar daarop gaan A en B opnieuw samenwonen en schrijft alleen B zich weer in op hetzelfde woonadres als A. C verblijft definitief elders en staat derhalve niet op hetzelfde woonadres als A en B ingeschreven in de BRP.
Vraag
Is voor de toepassing van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, Wet IB 2001 vereist dat er sprake is van een aaneensluitende periode van inschrijving op hetzelfde woonadres in de BRP?
Nee, voor fiscaal partnerschap op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, Wet IB 2001 is niet vereist dat sprake is van een aaneengesloten periode van inschrijving op hetzelfde woonadres in de BRP.
In de onderhavige casus kwalificeren A en B vanaf 1 april (de datum waarop A en B weer op hetzelfde woonadres in de BRP staan ingeschreven) als fiscale partners op grond van artikel 1.2, eerste lid, onderdeel f, Wet IB 2001.
Geef een reactie