De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst en Kennisgroep formeel recht hebben de vragen beantwoord of en zo ja, op welke wijze de inspecteur bij het opleggen van een navorderingsaanslag rekening moet houden met het heffingvrij vermogen en de heffingskorting wanneer slechts over een deel van de niet eerder aangegeven vermogensbestanddelen kan worden nagevorderd.
Een man heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2017 uitsluitend box 3-bezittingen opgegeven ten bedrage van € 20.000. Deze bezittingen bestaan volledig uit binnenlandse vermogensbestanddelen. Omdat de waarde van de vermogensbestanddelen het heffingvrij vermogen (hier gesteld op € 25.000) niet te boven gaat, heeft dit geleid tot een nihilaanslag. Na afloop van de reguliere navorderingstermijn, die hier eindigde op 31 december 2022, komt de inspecteur erachter dat het box 3-vermogen in totaal € 700.000 bedraagt. Daarvan heeft € 200.000 betrekking op binnenlandse vermogensbestanddelen en € 500.000 op buitenlandse vermogensbestanddelen. De inspecteur wil met gebruikmaking van de verlengde navorderingstermijn als bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een navorderingsaanslag opleggen met betrekking tot de buitenlandse vermogensbestanddelen.
Vragen
- Moet de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag rekening houden met het heffingvrij vermogen en de heffingskorting?
- Zo ja, moet de inspecteur het heffingvrij vermogen en de heffingskorting (deels) toerekenen aan de binnenlandse vermogensbestanddelen die niet in de navorderingsaanslag kunnen worden betrokken?
Antwoorden
- Ja, de inspecteur moet bij het opleggen van de navorderingsaanslag rekening houden met het heffingvrij vermogen en de heffingskorting.
- Nee, het heffingvrij vermogen en de heffingskorting worden niet (deels) toegerekend aan de binnenlandse vermogensbestanddelen die niet in de navorderingsaanslag kunnen worden betrokken.
Bron: Belastingdienst, 21 november 2023
Geef een reactie