De Kennisgroep resultaat uit overige werkzaamheden heeft een standpunt ingenomen over artikel 3.95b, derde lid, Wet IB 2001 als sprake is van een overgang van een middellijk gehouden lucratief belang naar een ander middellijk gehouden lucratief belang.
X woont in Nederland en is manager. X houdt 100% van de aandelen X BV. X BV houdt een belang in een in Luxemburg gevestigde SCSp. Dit is een buitenlandse rechtsfiguur vergelijkbaar met een open CV. De SCSp houdt gewone aandelen in TopCo SARL. Het aandelenbelang in TopCo SARL vormt voor X een middellijk gehouden lucratief belang in de zin van artikel 3.92b van de Wet IB 2001.
In het kader van een reorganisatie in 2023 brengt X het door X BV gehouden belang in de SCSp in, in een nieuwe in Luxemburg gevestigde SARL door middel van een aandelenruil. Na de aandelenruil wordt het lucratief belang in TopCo SARL nog steeds middellijk gehouden, maar via een gewijzigde vennootschappelijke structuur (namelijk: via X BV, nieuwe Luxemburgse SARL, SCSp).
Vraag
Dient X ter zake van de aandelenruil een voordeel uit lucratief belang in aanmerking te nemen?
Antwoord
Nee. Er is geen sprake van realisatie in fiscale zin door de middellijk lucratiefbelanghouder. De economische belangen blijven ongewijzigd, slechts de juridische huls die de aandelen houdt, wijzigt. Zou al geconcludeerd moeten worden tot een winstrealisatiemoment, dan zijn in de onderhavige casus geen feiten te constateren die aan toepassing van de ruilarresten in de weg staan en zijn de ruilarresten van toepassing.
Geef een reactie