De Kennisgroep deelnemingsvrijstelling heeft de vraag beantwoord of nagekomen ontvangen zogenoemde ‘vuistregel-rente’ minus de eerder in aanmerking genomen zogenoemde ‘WEV-rente’ op een onzakelijke lening in aanmerking genomen moet worden bij het bepalen van de fiscale winst op grond van de onzakelijke lening jurisprudentie.
Een belastingplichtige heeft een zogenoemde onzakelijke lening verstrekt aan haar deelneming ter grootte van € 1.000. De overeengekomen rente bedraagt 5% (€ 50) per jaar en wordt schuldig gebleven. De rente is jaarlijks aan het einde van het jaar verschuldigd. De op basis van het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN3442, zogenoemde ‘vuistregel-rente’ bedraagt 3% (€ 30) per jaar. In het jaar 2018 waardeert belastingplichtige de door haar verstrekte onzakelijke lening af naar nihil. In dat jaar en de daaropvolgende drie jaar bedraagt de op basis van het arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BW6552, zogenoemde ‘WEV-rente’ 1% (€ 10) per jaar. In het jaar 2022 maakt de deelneming winst en vergoedt zij alsnog de achterstallige vuistregel-rente over de jaren 2018 t/m 2021 (4 x € 30 = in totaal € 120).
Vraag
Wordt de alsnog ontvangen rente ad € 120 minus de eerder in aanmerking genomen WEV-rente in het jaar 2022 op grond van de onzakelijke lening jurisprudentie in aanmerking genomen bij het bepalen van de fiscale winst van de belastingplichtige?
Antwoord
Ja, de alsnog ontvangen rente ad € 120 minus de eerder in aanmerking genomen WEV-rente wordt in aanmerking genomen bij het bepalen van de fiscale winst van de belastingplichtige. Het strookt met de jurisprudentie van de Hoge Raad over de onzakelijke lening en met de noodzaak van een juiste vaststelling van de belastbare totale winst dat bij de bepaling van de winst van crediteur én debiteur deze vuistregelrente (alsnog) in aanmerking wordt genomen.
Geef een reactie