
De Kennisgroep aanmerkelijk belang heeft de vraag beantwoord hoe artikel 4.12a Wet IB 2001 wordt toegepast wanneer in een jaar sprake is van een positief en negatief vervreemdingsvoordeel.
A houdt alle aandelen in A BV en B BV. De verkrijgingsprijs van de aandelen in A BV is
€ 50.000, de verkrijgingsprijs van de aandelen in B BV is € 1.200.000. A overlijdt in 2024. Op dat moment is de overdrachtsprijs (waarde in het economisch verkeer) van de aandelen in A BV € 850.000 en van de aandelen B BV € 1.000.000.
In de overlijdensaangifte inkomstenbelasting van A is op grond van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001 een voordeel aangegeven vanwege de fictieve vervreemding van de aandelen in A BV en B BV. De aanslag is vastgesteld conform de aangifte. Het vervreemdingsvoordeel ten aanzien van de aandelen A BV bedraagt € 800.000 (namelijk € 850.000 overdrachtsprijs minus € 50.000 verkrijgingsprijs). Het vervreemdingsvoordeel ten aanzien van de aandelen B BV bedraagt negatief
€ 200.000 (namelijk € 1.000.000 overdrachtsprijs minus € 1.200.000 verkrijgingsprijs). A’s inkomen uit aanmerkelijk belang bedraagt derhalve € 600.000. De erfgenaam van A wenst een dividend uit te laten keren en daarbij gebruik te maken van de faciliteit van artikel 4.12a Wet IB 2001.
Vragen
- Is het bedrag dat onder de faciliteit van artikel 4.12a Wet IB 2001 kan worden uitgekeerd maximaal € 600.000?
- Kwalificeert enkel een dividend uit A BV voor toepassing van de faciliteit van artikel 4.12a Wet IB 2001?
Antwoorden
- Ja, de faciliteit van artikel 4.12a Wet IB 2001 kan tot een maximum van € 600.000 worden toegepast, namelijk tot het bedrag dat bij A (per saldo) in aanmerking is genomen ter zake van de overgang krachtens erfrecht.
- Ja, artikel 4.12a Wet IB 2001 kan voor € 600.000 enkel worden toegepast ten aanzien van een dividend uit A BV.
Geef een reactie