De Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting heeft antwoord gegeven op de vraag of een minimale uitkeringsduur van twee uitkeringen is vereist bij een uitkerende nabestaandenlijfrenterekening.
Een rekeninghouder heeft een lijfrenterekening in de zin van artikel 3.126a van de Wet inkomstenbelasting 2001 afgesloten. De rekeninghouder overlijdt. Op dat moment zijn de termijnen uit de lijfrenterekening nog niet ingegaan. Het tegoed op de lijfrenterekening komt door het overlijden van de rekeninghouder toe aan een 91-jarige, niet zijnde een bloed- of aanverwant. Deze gerechtigde wil een uitkerende nabestaandenlijfrenterekening in de zin van artikel 3.126a, vierde lid, Wet IB 2001 bedingen.
Vraag
Is voor de gerechtigde tot het lijfrentetegoed een minimale uitkeringsduur van twee termijnen vereist?
Antwoord
Nee. Als de termijnen toekomen aan een persoon die op het tijdstip van uitkeren van de eerste termijn een leeftijd heeft bereikt die 20 jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd, bedraagt het aantal jaren tussen de eerste en de laatste termijn nihil.
Geef een reactie