
De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst heeft in het kader van de aftrek van reiskosten voor het regelmatig bezoeken van langdurig verpleegde personen een vraag beantwoord over de voorwaarde dat de bezoeker en de verpleegde persoon bij aanvang van de verpleging een gezamenlijke huishouding voerden.
Belastingplichtigen zijn geen fiscale partner van elkaar en voeren ook geen gezamenlijke huishouding. In de periode dat geen sprake is van een gezamenlijke huishouding wordt hun kind geboren in het ziekenhuis. Sindsdien verblijft het kind enkele maanden in het ziekenhuis. Het kind is als kind van beide ouders ingeschreven in de basisregistratie personen. Beide ouders reizen dagelijks naar het ziekenhuis om bij hun kind te zijn. Het ziekenhuis ligt op meer dan 10 kilometer afstand van de woonadressen van de ouders.
Een van de voorwaarden voor het in aanmerking nemen van kosten voor het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde persoon als uitgaven voor specifieke zorgkosten, is dat de bezoeker en de verpleegde persoon bij aanvang van de verpleging een gezamenlijke huishouding voerden (artikel 6.17, eerste lid, onderdeel i, van de Wet IB 2001).
Vraag
Wordt in het kader van het kwalificeren van reiskosten voor het regelmatig bezoeken van verpleegde personen als uitgaven voor specifieke zorgkosten voldaan aan de voorwaarde dat de bezoeker en de verpleegde persoon bij aanvang van de verpleging een gezamenlijke huishouding voerden wanneer de verpleegde persoon sinds de geboorte in het ziekenhuis is verbleven?
Antwoord
Ja, een redelijke wetsuitleg brengt met zich mee dat wanneer de verpleging van de verpleegde persoon direct bij de geboorte aanvangt, kan worden gesteld dat beide ouders – los van elkaar – een gezamenlijke huishouding voerden met de verpleegde persoon. De reiskosten van beide ouders kunnen daarom als specifieke zorgkosten in aanmerking worden genomen.
Geef een reactie