De Kennisgroep IBR Vpb & winst heeft voor een belastingverdrag dat is geschoeid op de leest van het OESO-modelverdrag de vraag beantwoord hoe onder het scheepvaart- en vermogenswinstartikel de heffingsbevoegdheid wordt verdeeld als een in Nederland gevestigde vennootschap belang houdt bij verschillende in het internationale verkeer uitgeoefende scheepvaartondernemingen.
X is een natuurlijk persoon woonachtig in een lidstaat van de Europese Unie waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten (verdragsland A).
X houdt belangen in scheepvaartondernemingen die tot eenzelfde concern behoren. De scheepvaartondernemingen exploiteren schepen die deelnemen aan het internationale verkeer. De belangen van X betreffen samenwerkingsverbanden en aandelen in vennootschappen die als beherend vennoot optreden van de samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden zijn naar Nederlandse fiscale maatstaven transparant.
Binnen het concern zijn twee verschillende scheepvaartondernemingen te onderkennen. De ene scheepvaartonderneming wordt geleid vanuit Nederland. De andere scheepvaartonderneming wordt geleid vanuit verdragsland A en is aldaar aan een winstbelasting onderworpen.
X is voornemens het concern te herstructureren waarbij hij al zijn belangen wenst in te brengen in Y, een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap die feitelijk wordt geleid vanuit Nederland. X houdt alle aandelen in Y. Na de herstructurering wordt de ene scheepvaartonderneming nog steeds vanuit Nederland geleid en de andere vanuit verdragsland A.
Vragen
- Hoe wordt onder artikel 8 van het belastingverdrag met staat A de heffingsbevoegdheid verdeeld over de aan Y toe te rekenen voordelen uit de exploitatie van schepen in het internationaal verkeer, indien deze deels worden verkregen uit een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gelegen en voor het overige uit een onderneming waarvan de leiding in verdragsland A is gelegen?
- Hoe wordt onder artikel 13 van dit belastingverdrag de heffingsbevoegdheid tussen beide landen verdeeld over voordelen verkregen uit de vervreemding van de schepen?
Antwoorden
- Onder artikel 8 van het belastingverdrag met staat A zijn voordelen uit de exploitatie van schepen in het internationaal verkeer slechts belastbaar in de verdragsluitende staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Omdat de plaats van de werkelijke leiding van de ene onderneming zich in Nederland bevindt en die van de andere in verdragsland A, heeft Nederland het exclusieve heffingsrecht over de winst die aan de vanuit Nederland geleide onderneming kan worden toegerekend en verdragsland A heeft het exclusieve heffingsrecht over de winst die aan de vanuit staat A geleide onderneming kan worden toegerekend.
- Dezelfde verdeling van de heffingsbevoegdheid geldt voor de voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen onder artikel 13 van dit belastingverdrag.
Geef een reactie