De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag heeft een standpunt ingenomen over de toepassing van het pensioenartikel (artikel 17) in het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland met betrekking tot de € 15.000-grens indien sprake is van een migratiejaar.
Belanghebbende is van 1 januari tot 1 juli woonachtig in Nederland. Van 1 juli tot en met 31 december is hij woonachtig in Duitsland. In het kalenderjaar ontvangt hij € 20.000 pensioen uit Nederland (in privaatrechtelijk dienstverband opgebouwd), waarvan € 10.000 is genoten in de binnenlandse periode en € 10.000 is genoten in de buitenlandse periode. Vaststaat dat het pensioen (ook) in de buitenlandse periode een Nederlandse bron van inkomen vormt, op grond van artikel 7.2, tweede lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Vraag
Mag Nederland het pensioen dat is genoten in de buitenlandse periode belasten op grond van artikel 17, tweede lid, van het verdrag Nederland-Duitsland? Meer specifiek is de vraag of de € 15.000-grens als opgenomen in de verdragsbepaling in een migratiejaar moet worden getoetst op basis van het totaalbedrag aan pensioen genoten in het kalenderjaar, of slechts op basis van het brutobedrag aan pensioen genoten in de buitenlandse periode binnen het kalenderjaar.
Antwoord
Ja. Nederland mag het pensioen dat is genoten in de buitenlandse periode belasten op grond van artikel 17, tweede lid, van het Verdrag NL-DEU. De € 15.000-grens moet, gelet op de verdragstekst, worden getoetst op basis van het totaalbedrag aan pensioen dat in het gehele kalenderjaar is genoten.
NB: zie KG:041:2024:20 voor het standpunt ten aanzien van de € 25.000-grens in het verdrag Nederland-België.
Geef een reactie