Het niet meer kunnen besturen van een auto door lichamelijke klachten als gevolg van een herseninfarct is onvoldoende bewijs voor het privégebruik van een ter beschikking gestelde auto. Ziekte sluit niet uit dat de auto door anderen is gebruikt.
In deze zaak kreeg een dga van zijn B.V. een auto ter beschikking gesteld, waarvoor geen bijtelling wegens privégebruik plaatsvond. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legde de inspecteur daarom navorderingsaanslagen IB/PVV op voor de jaren 2008 – 2012. Voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voerde de dga aan dat hij sinds april 2007 lichamelijke klachten heeft als gevolg van een herseninfarct, waardoor hij geen auto meer bestuurt. In de betreffende jaren zou alleen in de auto zijn gereden (door zijn echtgenote), voor de periodieke APK-keuring en een enkele zakelijke afspraak. Het hof merkt op dat de ziekte niet uitsluit dat anderen de ter beschikking gestelde auto hebben gebruikt voor privédoeleinden. Tevens was opmerkelijk dat de dga in november 2008 een nieuwe, aanmerkelijk duurdere auto tot zijn beschikking kreeg. Volgens het hof heeft de dga niet overtuigend aangetoond dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privé was gebruikt. Er was geen inzicht verschaft in de kilometerstanden en ook kon hij geen APK-facturen overleggen waarmee hij zijn stelling kon onderbouwen. Het beschikken over twee privéauto’s waarmee hij alle privéritten zou maken bewees ook onvoldoende dat de auto van de zaak niet privé was gebruikt. Het hof verklaart het hoger beroep van de dga daarom ongegrond.
Wet: artikel 13bis Wet LB 1964
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 april 2017 (gepubliceerd op 5 mei 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:3478
Geef een reactie