Rechtbank Den Haag heeft in een uitspraak duidelijk gemaakt dat een deel van de erfenis dat bestaat uit een klein indirect belang in een lichaam ook onder de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) kan vallen.
In de zaak voor de rechtbank had een vrouw van haar overleden echtgenoot onder meer 6,89% van de aandelen in een holding-bv geërfd. De vraag was of de vrouw de BOF ook mocht toepassen op deze geërfde aandelen, die bij de erflater een aanmerkelijk belang vormden. Daarvoor is vereist dat het belang ziet op een lichaam dat een onderneming drijft. Het lichaam mag wel 5% beleggingsvermogen hebben. Hier is dus de leer van de vermogensetikettering aan de orde.
Vermogensetikettering
De rechtbank stelde vast dat de holding-bv onder meer een belang van 70,6% had in een Limited (Ltd). Daarnaast had de erflater in de andere deelnemingen van de holding een indirect aanmerkelijk belang (ab). Door deze omstandigheden verliep de vermogensetikettering als volgt:
- de bezittingen en schulden van de lichamen waarin de holding een belang had en waarin de erflater een indirect ab aanhield, werden toegerekend aan de holding. De rechtbank meende dat deze bezittingen en schulden kwalificeerden als ondernemingsvermogen;
- vervolgens moest de etikettering plaatsvinden ten aanzien van het aandelenbelang in de Ltd. Daarbij telde keuzevermogen voor de BOF als ondernemingsvermogen. Omdat de ondernemingsactiviteiten van de Ltd in het verlengde lagen van de (concern)activiteiten van de holding, kwalificeerde het belang in de Ltd op zijn minst als keuzevermogen. Voor de BOF was ook dit dus ondernemingsvermogen.
De vrouw mocht daardoor over haar gehele geërfde belang in de bv de BOF toepassen.
Wet: artikel 35c, eerste lid onderdeel c en vijfde lid SW 1956
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 22 april 2014 (gepubliceerd 27 mei 2014), ECLI:NL:RBDHA:2014:5714
Geef een reactie