(In)directe aandelenbelangen van minder dan 5% kunnen in uitzonderingsgevallen kwalificeren voor de bedrijfsopvolgingsregeling. Mr. drs. John Bult gaat in op het ontstaan, verkrijgen en voortzetten van minderheidsbelangen.
Bij schenken of nalaten van een aanmerkelijk belang en toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR), gaat veel jurisprudentie over de vraag of sprake is van een materiële onderneming. Of sprake is van een aanmerkelijk belang is vaak geen discussie omdat dit meestal wel duidelijk is. In geval van schenking of vererving een klein (in)direct aandelenbelang van minder dan 5% (minderheidsbelang) in een vennootschap die een materiële onderneming drijft is de BOR in beginsel niet van toepassing. ‘Op een minderheidsbelang ontstaan door ‘verwatering’ is de BOR (IB en SW) in beginsel wel van toepassing, mits wordt voldaan aan alle overige voorwaarden’, aldus John Bult. ‘Een verwaterd minderheidsbelang kan ontstaan bij de bestaande aandeelhouder, maar ook nieuwe aandeelhouders kunnen een verwaterd minderheidsbelang verkrijgen.’
Verwatering door huwelijk en echtscheiding
‘Als de aandelen behoren tot een huwelijksgoederengemeenschap maakt het voor de bepaling of sprake is van een aanmerkelijk belang niet uit op wiens naam de aandelen staan en wie bestuursbevoegd is. Als de aandelen (fictief) worden vervreemd, bijvoorbeeld bij een huwelijk of echtscheiding, kan een verwaterd minderheidsbelang ontstaan.
Voorbeeld
A heeft 6% van de aandelen in de B.V. sinds 2005. Op 1 januari 2014 trouwen A en B in algehele gemeenschap van goederen. De aandelen in de B.V. behoren tot de goederengemeenschap. Op 1 februari 2017 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden, en ieder krijgt bij de verdeling 3% van de aandelen. Op 1 oktober 2017 overlijdt B. De enige erfgenaam is de broer van B.
Gevolgen IB en SW
De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap bij leven wordt niet als een vervreemding van de aandelen aangemerkt mits de verdeling plaatsvindt binnen 2 jaar na ontbinding van de huwelijksgemeenschap (art 4.17 Wet IB 2001). Bij de verdeling ontstaat dan een fictief belang van 3% voor zowel A als B. Bij het overlijden van B zal dan de BOR (SW) van toepassing zijn op het 3% belang in de B.V., mits wordt voldaan aan de minimale bezitsperiode van 1 jaar.’
In ‘Kleine aandelenbelangen en bedrijfsopvolgingsregeling’, dat in december verschijnt in het Vakblad Estate Planning, bespreekt John Bult aan de hand van diverse voorbeelden hoe een minderheidsbelang kan kwalificeren voor de BOR en welke aandachtspunten hierbij spelen voor de praktijk. Aan de orde komen verwatering door gedeeltelijke verkoop van het aanmerkelijk belang, door overlijden, huwelijk (ook per 2018!) en echtscheiding van de aanmerkelijk belanghouder.
Nog geen abonnee? Bestel dan nu een kennismakingsabonnement van het Vakblad Estate Planning!
Wet: artikel 4.6, 4.17 en 4.17a Wet IB 2001, artikel 35c SW 1956
Geef een reactie