Zodra theoretisch gezien de kans bestaat dat meer dan een erfgenaam de begunstigde kan worden van een afgezonderd particulier vermogen, mag de Belastingdienst niet het gehele afgezonderde particuliere vermogen toerekenen aan één erfgenaam.
Een vrouw die in de VS woonde had in haar testament opgenomen dat haar nalatenschap moest worden verdeeld onder haar drie kinderen. Zij wilde echter niet dat haar dochter die in Nederland woonde, vrijelijk zou kunnen beschikken over haar erfdeel. Daarom bracht het testament het aandeel van deze dochter onder trustverband. De in de VS wonende zoon en dochter van de moeder waren aangesteld als trustee. Toen de moeder overleed, wilde de Belastingdienst het hele trustvermogen toerekenen aan de Nederlandse dochter. Zie ook: ‘Door andere begunstigden geen 100%-toerekening APV-vermogen’. De Nederlandse dochter stelt echter dat zij geen erfgenaam is. Hof Den Haag haalt niet uit het testament dat de moeder haar Nederlandse dochter wilde onterven. De Nederlandse vrouw is daarom erfgenaam.
Potentieel begunstigde van APV
Een afgezonderd particulier vermogen (APV) zoals een trust wordt na het overlijden van de erflater in beginsel toegerekend aan de erfgenamen volgens de verhouding van hun erfdelen. Op grond van deze regel mag de Belastingdienst maar een derde van het APV aan de Nederlandse vrouw toerekenen. Op deze regel bestaat een uitzondering: het APV is niet toe te rekenen aan een erfgenaam die nooit de begunstigde van het APV kan worden. Opvallend is dat de belastingrechter oordeelt dat ook de inspecteur een beroep op deze uitzondering kan doen. Maar in deze zaak kan dat de fiscus niet baten. Hoewel het juist de wil van de moeder was om alleen het erfdeel van de Nederlandse dochter onder trustverband te brengen, valt niet uit te sluiten dat haar andere kinderen begunstigde worden van de trust. Zou namelijk de Nederlandse vrouw overlijden zonder levende nakomelingen achter te laten, dan worden haar broer en zus de begunstigde van het APV. Hoe klein die kans ook is, het is voldoende om de uitzondering buiten toepassing te houden. De inspecteur mag daarom maar een derde van het trustvermogen toerekenen aan de Nederlandse vrouw.
Wet: art. 2.14a, eerste en zesde lid Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 28 mei 2019 (gepubliceerd 4 juni 2019), ECLI:NL:GHDHA:2019:1353
Geef een reactie