In beginsel kan een belanghebbende geen vergoeding eisen voor de kosten die hij maakt tijdens een klachtenprocedure bij de Nationale Ombudsman. Bij zo’n procedure wordt juridische bijstand immers niet nodig geacht. De Ombudsman gaf aan dat hier slechts in bijzondere omstandigheden van af kan worden geweken.
Begin 2010 had de Ombudsman aangegeven dat een verklaring die de Belastingdienst aan de verzoeker had gegeven niet voldeed aan de afspraken die hierover vastgesteld waren. De Belastingdienst gaf een nieuwe verklaring af die wederom niet aan de afspraken voldeed. Pas na een tweede interventie van de Ombudsman werd er door de Belastingdienst een juiste verklaring afgegeven. Vervolgens vroeg de verzoeker om een kostenvergoeding voor de klachtenprocedure, maar deze werd afgewezen. De verzoeker diende hierop voor de derde maal een klacht in bij de Ombudsman.
Laagdrempelige procedure
De Nationale ombudsman oordeelde dat de klachtenprocedure een laagdrempelige procedure is waarvoor in beginsel het inroepen van deskundige, juridische bijstand niet nodig is. Een vergoeding voor de juridische kosten is hierbij dus niet op zijn plaats. Ook voor meer gecompliceerde zaken acht de Ombudsman het inschakelen van deskundige bijstand niet noodzakelijk. De reden hiervoor is dat de Nationale Ombudsman, in tegenstelling tot de rechter, zich actief opstelt en zo nodig actief een onvolledige of onduidelijke klacht aanvult of herformuleert zodanig dat de bedoeling van de betrokken verzoeker zo duidelijk mogelijk tot uiting komt.
Bijzondere omstandigheid
In deze zaak was er echter sprake van een bijzondere omstandigheid die maakt dat in afwijking van de hoofdregel zoals hierboven gegeven aanleiding is om toch aan kostenvergoeding toe te komen. Bij de Belastingdienst was kennelijk sprake van een zekere halsstarrigheid en de Nationale ombudsman vond het begrijpelijk dat de verzoeker in dit stadium twijfelde aan zijn vermogen om deze halsstarrigheid bij de Belastingdienst op eigen kracht te doorbreken. De Nationale Ombudsman achtte de gedraging van de fiscus dan ook niet behoorlijk, omdat deze in strijd was met het redelijkheidsvereiste. Hij gaf de minister van Financiën dan ook in overweging om de verzoeker een redelijke kostenvergoeding aan te bieden.
Meer informatie: Nationale Ombudsman, 26 juli 2012, 2012/122
Geef een reactie