Voert iemand kosten voor binnenschilderwerkzaamheden, voor een bed, een vloerkleed, schoonloopmatten en zitkussens op als kosten voor een monumentenpand? Dan heeft diegene de vereiste aangifte inkomstenbelasting niet gedaan en moet de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard.
Een man en zijn echtgenote bezaten samen een woning. Op verzoek van de man werd de woning aangewezen als Rijksmonument. Bij de woning stond ook een schuur. Aan deze schuur waren diverse bouwwerkzaamheden uitgevoerd, waardoor de schuur niet meer kwalificeerde als Rijksmonument. Aanvankelijk had de man een paar keer een begroting voorgelegd aan de Belastingdienst om daarmee zekerheid te verkrijgen over de fiscale gevolgen. Later had de man echter nog aanvullende werkzaamheden laten verrichten, die hij niet had voorgelegd. Ook had hij, naar later bleek, via de schilder valse facturen op laten maken.
Te kwader trouw
In geschil was de hoogte van de aftrekbare kosten voor het monumentenpand. Rechtbank Gelderland oordeelde dat de man te kwader trouw had gehandeld. Hij had alle kosten van schilderwerkzaamheden als kosten monumentenpanden opgevoerd, terwijl een deel van die kosten zag op niet aftrekbare schilderwerkzaamheden binnenshuis. Verder had de man zaken, zoals een bed, zitkussens en een schoonloopmat, in aftrek gebracht die naar hun aard geen kosten voor monumentenpanden waren.
Valse facturen
Volgens de Rechtbank was de man zich terdege bewust van de onjuistheid van de ingediende aangiften. Dit omdat op zijn verzoek de leverancier van voornoemde zaken opdracht kreeg die zaken eerst aan de schilder te leveren. Vervolgens factureerde de schilder op verzoek van de man de zaken door aan de eigenaar van de woning als kosten voor schilderwerkzaamheden en reikte hij valse facturen uit. De man had de vereiste aangifte niet gedaan en had niet doen blijken dat hij recht had op een hoger bedrag aan persoonsgebonden aftrek van uitgaven voor monumentenpanden dan de inspecteur bij de aanslagen IB/PVV al in aftrek had toegelaten. De rechtbank handhaafde de aanslagen.
Wet: artikelen 6.31 Wet IB 2001 en 16 (eerste lid) AWR
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 18 september 2017 (gepubliceerd op 28 september 2017), ECLI:NL:RBGEL:2017:4789
Geef een reactie