Aftrekbare kosten zijn kosten die zijn gemaakt om een belast inkomensbestanddeel te krijgen, te innen of te behouden. Zonder belaste partneralimentatie is er geen bron van inkomen en zijn de gemaakte advocaatkosten niet aftrekbaar.
Een vrouw scheidde in 2016 van haar ex-echtgenoot. In het echtscheidingsconvenant zijn de vrouw en haar ex-echtgenoot overeengekomen dat ze afzien van partneralimentatie, omdat beide ex-echtelieden zelf in hun onderhoud kunnen voorzien. Desondanks ging de vrouw procederen om partneralimentatie te verkrijgen, maar dat liep op niets uit. Haar advocaat bracht € 4.000 in rekening. In de aangifte 2018 heeft de vrouw de advocaatkosten op haar inkomen in aftrek gebracht.
Het geschil
Bij Hof Den Haag is in geschil of de advocaatkosten, zo nodig op grond van het vertrouwensbeginsel, aftrekbaar zijn.
Zonder bron van inkomen geen aftrek
Alleen bij een belastbaar inkomensbestanddeel zijn de kosten gemaakt tot verwerving, inning en behoud van dat inkomen aftrekbaar. Er moet een bron van inkomen zijn. Ontvangen partneralimentatie is een periodieke uitkering en behoort tot het belastbaar inkomen. De kosten tot verwerving, inning en behoud zijn daarom aftrekbaar. Vaststaat echter dat nooit partneralimentatie is ontvangen. Er is geen bron van inkomen geweest en de advocaatkosten zijn daarom niet aftrekbaar.
Vertrouwensbeginsel
De vrouw voert voor het hof aan dat de inspecteur het vertrouwensbeginsel heeft geschonden. In gesprekken met medewerkers van de Belastingtelefoon of de Belastingdienst is volgens de vrouw aan de haar meegedeeld dat advocaatkosten voor het verkrijgen van partneralimentatie aftrekbaar zijn. Het hof vindt het echter niet aannemelijk dat een medewerker van de Belastingtelefoon of de Belastingdienst een toezegging heeft gedaan waarbij de advocaatkosten toch aftrekbaar zouden zijn. Het is onduidelijk met wie de vrouw heeft gesproken. Zeker is niet aannemelijk dat de vrouw zou hebben gesproken met de aanslagregelaar of bezwaarbehandelaar. Het hof verwerpt daarom ook het beroep op het vertrouwensbeginsel.
Wet: art. 3.100 lid 1 onderdeel a, art. 3.101 lid 1 onderdeel b en art. 3.108 Wet IB
Bron: Hof Den Haag 16 augustus 2022 (gepubliceerd 6 oktober 2022), ECLI:NL:GHDHA:2022:1736, BK-22/00443
Geef een reactie