Een woning behoort in het algemeen verplicht tot het privévermogen van een ondernemer. Wanneer de ondernemer de woning voor meer dan 10% zakelijk gebruikt, is echter sprake van keuzevermogen.
Een firmant liet een boerderij slopen en op de vrijkomende grond een nieuwe woning bouwen. De man vroeg de Belastingdienst akkoord te gaan met zijn standpunt om zijn nieuwe woning als ondernemingsvermogen te mogen kwalificeren. Op basis van de door de man aan de Belastingdienst verstrekte informatie, ging de inspecteur akkoord met de zienswijze van de ondernemer. Op grond hiervan bevestigde de inspecteur dat de firmant de grenzen der redelijkheid niet overschreed door de woning als ondernemingsvermogen te bestempelen. Enkele jaren na de start van de firma, bracht de firmant zijn firma-aandeel ruisend in bij een B.V. Bij deze inbreng leed de firmant een stakingsverlies vanwege de overgang van de woning naar privé. In geschil voor Hof Arnhem-Leeuwarden was of de firmant de woning bij het aangaan van de firma wel als ondernemingsvermogen mocht kwalificeren. Volgens de inspecteur was één van de twee door de firmant aangewezen ruimten niet als kantoor, maar als garage in gebruik, waardoor het zakelijke gebruik van de woning minder dan 10% zou zijn. Het hof oordeelde echter dat de firmant voldoende aannemelijk had gemaakt dat de man de desbetreffende ruimte ook zakelijk gebruikte. Het totale gebruik van de woning voor zakelijke doeleinden was meer dan 10%. Er was sprake van keuzevermogen. Het hof oordeelde dat de firmant de grenzen der redelijkheid niet had overschreden door de woning tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Het verlies als gevolg van de overgang van de woning naar privé bij de inbreng in de B.V. was voor de man daarom aftrekbaar als ondernemingsverlies.
Wet: artikel 3.25 Wet inkomstenbelasting 2001
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden 19 april 2017 (gepubliceerd op 5 mei 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:3305
Geef een reactie