De wet bevat een maatregel om te voorkomen dat een vennootschap een fiscale eenheid verlaat om zo een hoger voordeel uit kwijtschelding onbelast te kunnen genieten. Deze maatregel treedt ook in werking als de vennootschap de fiscale eenheid verlaat, zelfs als dit geen misbruiksituatie betreft.
In beginsel is het voordeel dat een ondernemer geniet als gevolg van een kwijtschelding van zijn schuld vrijgesteld. Voor zover nog compensabele verliezen openstaan, moet eerst een verrekening van deze verliezen met de kwijtscheldingswinst plaats vinden. Als de schuldenaar een B.V. behoort tot een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (FE), zijn haar verliezen vaak snel te verrekenen met winsten van andere vennootschappen in die FE. De wetgever wil niet dat de FE de werking van de kwijtscheldingswinstvrijstelling verruimt. Daarom bepaalt de wet dat een B.V. in een FE deze vrijstelling alleen mag toepassen voor zover de kwijtscheldingswinst ook onbelast zou zijn als zij niet tot een FE zou behoren. De schuldenaar zou deze bepaling kunnen omzeilen door snel de FE te verlaten.
Geen direct verband
Maar ook daar steekt de wet een stokje voor. De kwijtscheldingswinstvrijstelling is in principe niet van toepassing als de B.V. minder dan zes jaar geleden tot een FE heeft behoord. In een zaak voor Rechtbank Gelderland stelde een B.V. dat deze bepaling haar niet trof. Zij had namelijk een FE om zakelijke redenen verlaten. Bovendien bestaat geen direct verband tussen de waardedaling van de vordering van haar schuldeiser en haar verliezen. De rechtbank erkent dat deze situatie geen misbruik betreft. Maar de beperking van de kwijtscheldingswinstvrijstelling kan buiten gevallen van misbruik plaatsvinden. Een direct verband tussen de waardedaling van de vordering en de verliezen van de schuldenaar is evenmin noodzakelijk. De rechtbank constateert dat de B.V. compensabele verliezen zou hebben als zij niet tot de FE had behoord. Daarom is de kwijtscheldingswinst niet vrijgesteld.
Wet: art. 3.13, eerste lid onderdeel a Wet IB 2001 en art. 8, vierde lid en 15ac, tweede lid Wet Vpb 1969
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 6 februari 2019 (gepubliceerd 8 februari 2019), ECLI:NL:RBGEL:2019:451
Geef een reactie