Staat een dga borg voor schulden van zijn B.V.? En komt hij met de schuldeiser overeen een deel van de schuld van de B.V. te voldoen tegen finale kwijting? Dan is de kwijtscheldingsregeling van toepassing op het verschil tussen de betaling en de in het verleden gevormde voorziening vanwege de aangegane borgstelling door de dga.
Een dga hield middellijk 40% van de aandelen in een B.V. In 2007 kreeg deze B.V. van een bank een krediet, waarbij de dga zich borg stelde voor € 150.000. In 2010 failleerde de B.V. en in 2011 sprak de bank de dga als borg aan. De dga kon niet aan zijn verplichtingen voldoen en kwam daarom met de bank overeen dat hij tegen finale kwijting een bedrag van € 30.000 in 2011 zou betalen. De bank ging hiermee akkoord. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2010 had de dga een voorziening van € 150.000 gevormd voor de verplichting uit de borgstellingsovereenkomst. In de aangifte 2011 had hij een negatief belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.991 aangegeven. Hierin was geen resultaat uit overige werkzaamheden begrepen.
Werkzaamheidsvermogen
In geschil was of in 2011 € 120.000, zijnde het verschil tussen de € 30.000 die de dga aan de bank had betaald en de gevormde voorziening in 2010 van € 150.000, tot het resultaat uit overige werkzaamheden in 2011 behoorde. Het hof oordeelde dat de € 120.000 tot de kwijtscheldingswinst behoorde. In cassatie heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof deels vernietigd. De Hoge Raad herhaalde zijn oordeel uit het arrest van 14 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5157. Hierin oordeelde de Hoge Raad dat de verplichting een betaling te doen aan de crediteur van de hoofdschuldenaar tot het werkzaamheidsvermogen behoorde. De verplichting van de borg aan de crediteur moet als ten grondslag liggend aan de regresvordering worden aangemerkt als een rechtstreeks samenhangende schuld. Deze verplichting ontstaat door het aangaan van de borgstelling en dus behoort zij op dat moment tot het werkzaamheidsvermogen.
Net als het hof oordeelde de Hoge Raad dat de kwijtscheldingsregeling van toepassing was op de correctie van € 120.000. De Hoge Raad corrigeerde het hof echter in de uitwerking. Voor toepassing van de kwijtscheldingsregeling moet het resultaat uit overige werkzaamheden in 2011 worden gesteld op € 6.991 kwijtscheldingswinst en was € 113.309 vrijgesteld, waardoor het belastbaar inkomen uit werk en woning over 2011 nihil bedroeg.
Wet: artikelen 3.13 en 3.92 Wet IB 2001.
Meer informatie: Bron: Hoge Raad 20 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2657
Geef een reactie