Die uitspraak deed mr. Almer de Beer tijdens de TaxTalks uitzending van 19 april toen hij sprak over onzakelijke leningen. Ook mr. Mark Hendriks gaf in deze uitzending aan dat belanghebbenden niet machteloos hoeven te staan tegenover de fiscus.
Almert de Beer besprak een recente casus van rechtbank Noord-Holland waarin een bedrijf een lening aan een dochtermaatschappij wilde afwaarderen. Dit omdat deze dochter de lening niet meer kon terugbetalen. Die dochter had de lening gebruikt om in 2008 te investeren in een ander bedrijf. Door de crisis ging het met het aangekochte bedrijf niet goed, waardoor het geen winst uitkeerde waarmee de lening kon worden terugbetaald. De inspecteur stelde dat de lening onzakelijk was. Hij slaagde er echter niet in de rechtbank te overtuigen dat het bedrijf bij het verstrekken van de lening een debiteurenrisico had aanvaard dat een onafhankelijke derde onder overigens dezelfde voorwaarden en omstandigheden niet aanvaard zou hebben. De Beer benadrukt dat de inspecteur vaak onder zijn bewijslast uitkomt omdat adviseurs in de verdediging schieten. De adviseur kan dus beter rustig afwachten waar de inspecteur mee komt.
Dat aanvallen soms wel de beste verdediging is, blijkt uit het verhaal van Mark Hendriks. Want waarom zou je als de inspecteur geen informatie verstrekt, eigenlijk niet hetzelfde middel inzetten dat hij eerder tegen je cliënt toepaste? Zie: Inspecteur is dwangsom van maximaal € 540.000 verschuldigd in zwartspaarderszaak.
Meer informatie: TaxTalks, 19 april 2016
Geef een reactie