De Belastingdienst moet een boete voor een bv baseren op de boete voor een zelfstandig ondernemer, als de bv in een vergelijkbare positie verkeert als een eenmanszaak. Dit heeft Rechtbank Breda beslist.
In deze zaak had de Belastingdienst de holding van een directeur-grootaandeelhouder (dga) een verzuimboete ter grootte van € 2460 opgelegd wegens het te laat indienen van de aangifte vennootschapsbelasting 2009. Deze boete bedroeg 50% van de maximale verzuimboete van € 4920. De holding hield de aandelen in een werkmaatschappij, waarin de dga in 2009 zijn toenmalige eenmanszaak had ingebracht. Volgens de rechter maakte de Belastingdienst op het gebied van boeten voor aangifteverzuimen terecht onderscheid tussen zelfstandig ondernemers en bv’s. Maar hij vond ook dat de holding in feite fungeerde als de eenmanszaak van de dga. Het was daarom niet gepast dat de holding de hoge boete voor bv’s kreeg. De hoogte van de boete moest meer de boete voor zelfstandig ondernemers benaderen. Bovendien had de holding niet eerder de aangifte te laat ingediend. De holding kreeg uiteindelijk een boete van € 500.
Wet: paragraaf 21, derde lid Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst
Meer informatie: Rechtbank Breda, 25 oktober 2011 (publicatie 22 november 2011), LJN: BU5309
Geef een reactie