Het is aannemelijk dat de dga betrokken was bij een mishandeling, maar hij kan niet onderbouwen dat hij hierdoor minder kon werken.
Een man is sinds 21 juni 2017 enig aandeelhouder en bestuurder van een bv. De bv houdt zich bezig met autohandel en garagediensten en behaalt in 2018 en 2019 een omzet van € 355.052 respectievelijk € 95.611. Het nettoresultaat bedraagt voor die jaren € 11.255 respectievelijk € 10.199. De dga geeft in zijn IB-aangifte over 2019 een verzamelinkomen van € 0 op. Hij vermeldt niet dat hij aanmerkelijkbelanghouder in de bv is. De inspecteur verhoogt het inkomen uit werk en woning met het voor 2019 geldende minimale gebruikelijk loon van € 45.000. Het bijdrage-inkomen Zvw stelt hij op hetzelfde bedrag vast.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de gebruikelijkloonregeling van toepassing is. De man was aanmerkelijkbelanghouder en de bv had (verder) geen personeel. Uit de jaarstukken van de bv blijkt dat er omzet en winst is behaald, dus de dga moet ook enige werkzaamheden hebben verricht. Hij maakt niet aannemelijk dat het gebruikelijk loon te hoog is vastgesteld. De dga heeft geen gegevens verstrekt over de omvang van zijn werkzaamheden en wat een normale beloning hiervoor is. De rechtbank acht aannemelijk dat de dga bij een mishandeling was betrokken, maar hij kan niet onderbouwen dat hij hierdoor minder kon werken. Er kan geen vermindering op het wettelijk gebruikelijk loon plaatsvinden zonder concreet bewijs van de kant van de dga. Het gebruikelijk loon en het bijdrage-inkomen Zvw zijn terecht op € 45.000 vastgesteld.
Wet: art. 12a Wet LB en art. 3.81 Wet IB 2001
Geef een reactie