Winst behaald met onttrekking van landbouwgrond als bouwperceel voor bedrijfswoning viel onder de landbouwvrijstelling. Het hof kwam tot deze conclusie omdat op basis van het gelijkheidsbeginsel een goedkeurend besluit uit 2006 van toepassing was.
In een arrest uit 2004 is de Hoge Raad teruggekomen van zijn eerdere opvatting dat de landbouwvrijstelling van toepassing was op bestemmingswijzigingswinst die ontstond wanneer op landbouwgrond een (bedrijfs)woning werd gebouwd. Naar aanleiding van dat arrest is de staatssecretaris van Financiën in 2006 met een besluit gekomen waarin agrarische ondernemers op basis van een tegemoetkoming bestaande woningen die tot het ondernemingsvermogen behoorden nog onbelast konden overbrengen naar privé. Het verschil tussen de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming (hierna: WEVAB) cultuurgrond en de WEVAB bouwgrond viel dan namelijk onder de landbouwvrijstelling. Volgens Hof Amsterdam mocht een landbouwer die in 1999 een stuk landbouwgrond onttrok als bouwperceel voor (in privé te houden) bedrijfswoning deze goedkeuring ook toepassen. Dit was het geval omdat hij zich op het gelijkheidsbeginsel kon beroepen. Op de vraag over tegen welke waarde de bouwkavel in het ondernemingsvermogen diende te worden opgenomen, hoefde daarom geen antwoord meer te worden gegeven. Volgens het hof viel de onttrekkingswinst dus onder de landbouwvrijstelling.
Wet: artikel 3.12 Wet IB2011
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 28 maart 2013 (gepubliceerd 10 april 2013), LJN: BZ6776
Geef een reactie