Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat met een termijn van 14 jaar die is verstreken sinds de aankondiging van de boeten er aanleiding is die boeten geheel te verminderen tot nihil.
Een man heeft in zijn aangiften IB/PVV geen inkomen of vermogen aangegeven uit een buitenlandse Stiftung. De Belastingdienst meldt aan de man over informatie te beschikken dat hij betrokken is bij de Stiftung. De man zegt niets te weten van de Stiftung en weigert daarom de Belastingdienst informatie te verstrekken. De Belastingdienst legt navorderingsaanslagen over de jaren 1997 tot en met 2007 op.
Geschilpunten
In geschil is of onder meer of de man inwoner van Nederland is, de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd en of de boeten terecht zijn opgelegd.
Inwoner van Nederland
De Belastingdienst heeft volgens de rechtbank aangetoond dat de man inwoner is van Nederland. De man stond ingeschreven in de BRP op een adres. Ook in het uittreksel van het huwelijk van de man staat datzelfde adres. Verder heeft de man aangifte gedaan als binnenlands belastingplichtige en hypotheekrente voor een eigenwoninglening in aftrek gebracht. Bij aanvraag voor kinderbijslag heeft de man geantwoord de afgelopen vijf jaar niet in het buitenland te hebben gewoond.
Omkering en verzwaring bewijslast
De inspecteur is van mening dat voor alle jaren de bewijslast moet worden verzwaard en omgekeerd omdat de informatiebeschikkingen onherroepelijk zijn geworden. De rechtbank is het hiermee eens. De man heeft niet overtuigend aangetoond niets te maken te hebben gehad met de Stiftung. De rechtbank oordeelt verder dat de schatting van de inspecteur redelijk is.
Gevolgen duur procedure voor vergrijpboeten
De Belastingdienst heeft vergrijpboeten opgelegd. Sinds de aankondiging van de boeten in 2009 zijn inmiddels ruim 14 jaar verstreken. De redelijke termijn voor berechting is daarmee ruimschoots overschreden. Omdat de berechting zo lang heeft geduurd vindt de rechtbank dat er aanleiding is de boeten te verminderen tot nihil.
Wet: art. 4 AWR, art. 27e AWR, art. 52a AWR en art. 67e AWR
Geef een reactie