Als een dga leningen verstrekt aan zijn B.V., die zich met maar één project bezighoudt en geen zekerheid stelt, zal de Belastingdienst geneigd zijn zo’n lening als onzakelijk te bestempelen.
In een zaak voor Hof Den Haag had een dga eind 2008 aan zijn werkmaatschappij een (deel van) een perceel verkocht zodat die B.V. daarop vijf vrijstaande luxe woningen kon bouwen. Naast dit woningbouwproject had de B.V. geen andere projecten lopen. De B.V. maakte aanzienlijke kosten in het kader van het woningbouwproject. De dga financierde deze kosten door de B.V. leningen te verstrekken tegen interestvergoedingen die varieerden van 4,4% to 6,95%. De B.V. bleef de dga daarnaast loonbedragen schuldig. De dga had geen zekerheid bedongen en evenmin een aflossingsschema opgesteld. Toen het woningbouwproject flopte, wilde de dga het verlies op zijn vordering op de werkmaatschappij aftrekken als negatief resultaat uit overige werkzaamheden (terbeschikkingstelling). Maar de Belastingdienst meent dat de dga feitelijk kapitaal aan de werkmaatschappij heeft verstrekt en weigert het verlies op de vordering in aanmerking te nemen.
Wel lening, maar ook onzakelijk
De dga erkent voor het hof dat hij geen aflossingsschema heeft opgesteld. Maar hij stelt dat hij met zijn B.V. heeft afgesproken dat de (terug)betaling van de rente en de hoofdsom moeten plaatsvinden nadat drie van de vijf woningen zijn verkocht. Het hof constateert dat sprake is van een terugbetalingsverplichting en dat de fiscus de lening als zodanig moet accepteren. Dat wil echter niet zeggen dat de lening daarmee ook zakelijk is. Het hof merkt op dat de B.V. geen eigen inkomsten en evenmin een andere financieringsbron heeft voor het project behalve het geld dat zij van de dga leent. De B.V. is daarnaast het loon van de dga schuldig gebleven. De B.V. heeft vanaf 2008 en negatief eigen vermogen en nauwelijks activa omdat het perceel nog niet is geleverd. De werkmaatschappij heeft evenmin zekerheid gesteld. Zij kan de rente en aflossing alleen betalen met de eventuele opbrengsten uit het woningbouwproject. Dit betekent dat alle kwade kansen voor rekening van de dga komen, terwijl bij succes van het project de dga slechts een gemiddeld rentepercentage van 5,5% ontvangt. Onder deze omstandigheden zou een derde alleen de lening verstrekken tegen een winstafhankelijk vergoeding. De lening kwalificeert daarom als onzakelijk, zodat de aftrek van het afwaarderingsverlies terecht is geweigerd
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag 22 oktober 2019 (gepubliceerd 30 oktober 2019), ECLI:NL:GHDHA:2019:2812
Geef een reactie