Iemand die een lening verstrekt aan een bv waarin hij aandelen houdt, verslechtert zijn positie als schuldeiser niet door de formele achterstelling van de lening ten opzichte van de bank en het aanvaarden van de bijbehorende voorwaarden. De lening is dan nog steeds zakelijk.
Hof Den Bosch was het met de rechtbank eens dat de omstandigheid dat geen formele zekerheden waren gesteld, en dat de geldlening was achtergesteld op andere crediteuren van de bv nog niet wilde zeggen dat een lening onzakelijk is. Zie ook: Gewijzigd krediet van bank maakte lening aan bv onzakelijk. Op het moment van de geldverstrekking waren de vooruitzichten van de bv en haar dochtermaatschappijen zodanig dat terugbetaling een reëel gegeven was. Wel was de lening volgens de rechtbank een jaar later onzakelijk geworden. Belanghebbende had – als partij bij de totstandkoming van een miljoenenlening verstrekt door de bank – haar positie als schuldeiser namelijk verslechterd. Het hof kon zich niet hierin vinden. De achterstelling sloot aan bij de achterstelling die belanghebbende eerder al met de schuldenaar was overeengekomen. Ook de voorwaarde, dat de lening enkel met toestemming van de bank mocht worden afgelost, betekende niet dat op de lening niet mocht worden afgelost. Ook het feit dat in de formele achterstelling een boeteclausule was opgenomen, was in dit verband irrelevant. Al deze en de overige door de bank gestelde (standaard)voorwaarden, zijn gebruikelijk bij grote financieringen zoals in dit geval. De lening was niet minder waard geworden. Pas door het faillissement, dat veroorzaakt werd door externe factoren die pas later speelden, bleek de terugbetaling niet meer mogelijk. Belanghebbende mocht van het hof de lening ten laste van haar inkomen afwaarderen.
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 27 oktober 2016 (gepubliceerd op 12 juni 2017), ECLI:NL:GHSHE:2016:4810
Geef een reactie