Als verschillende activiteiten samen één ondeelbare prestatie vormen, zijn zij voor de btw belast naar het tarief van de hoofddienst. De volgende uitspraak van Rechtbank Gelderland maakt duidelijk dat men niet te snel moet uitgaan van een ondeelbare prestatie.
De rechtbank benadrukt dat de hoofdregel is dat men normaal gesproken verschillende prestaties moet beschouwen als zelfstandige prestaties. Alleen als verschillende prestaties zo nauw met elkaar verbonden zijn dat zij objectief gezien één ondeelbare economische prestatie vormen, waarvan een splitsing kunstmatig zou zijn, moet men uitgaan van één prestatie voor de btw. In deze zaak ging het om een B.V. die zogeheten obstacle runs organiseerde. Wie zich inschreef voor een obstacle run, verkreeg niet alleen toegang tot de run, maar ook een T-shirt met opdruk en een drankje (bijvoorbeeld een biertje) bij de finish. De B.V. meende dat de leveringen van het T-shirt en alcoholische dranken behoorden tot de hoofddienst: het geven van toegang tot deelname aan een sportwedstrijd. In dat geval zouden deze prestaties ook onder het verlaagde tarief vallen. Maar volgens de rechtbank kon men tussen deze prestaties gemakkelijk een niet-kunstmatig onderscheid maken. Evenmin was sprake van bijkomende prestaties die in de hoofddienst opgaan. De levering van het wedstrijdshirt en de levering van het biertje hadden namelijk zelfstandig een nuttige functie. Dat de deelnemers de extra prestaties als prettig ervaren, betekent nog niet dat zij bijkomende prestaties zijn. Anders zouden extra prestaties bijna altijd vallen onder het tarief van de hoofddienst, aldus de rechtbank. De hoofdregel was dus van toepassing.
Wet: Tabel I, onderdeel b, sub 14.f Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 28 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:945
Geef een reactie