Afkoop van een lijfrenteproduct leidt in beginsel tot directe belastingheffing over de waarde van de lijfrente bij de begunstigde. Ook is de begunstigde in de regel 20% revisierente verschuldigd. Soms echter is bij afkoop geen revisierente verschuldigd of kan men gebruik maken van de tegenbewijsregeling.
Voor de gevolgen van afkoop van een lijfrente is belangrijk een onderscheid te maken tussen lijfrentepolissen die zijn afgesloten voor 1 januari 1992 (zogeheten pre- Brede Herwaarderingsregime) en polissen na deze datum (Brede Herwaarderingsregime). Afkoop van een lijfrentepolis gesloten voor 1 januari 1992 leidt weliswaar tot belastingheffing over de waarde, maar over deze waarde is de rechthebbende geen revisierente verschuldigd. Bij afkoop van een polis afgesloten na 1 januari 1992 is naast inkomstenbelasting over de waarde in de regel ook nog eens 20% revisierente verschuldigd.
Soms bij afkoop geen revisierente
In twee gevallen is bij afkoop van een polis afgesloten na 1 januari 1992 geen revisierente verschuldigd. Dit is het geval bij afkoop van een kleine lijfrente, dat wil zeggen een lijfrente waarvan de afkoopwaarde € 4.351 of minder is in 2018. Ook is het mogelijk een lijfrente af te kopen bij langdurige arbeidsongeschiktheid. De belangrijkste voorwaarden daarbij zijn dat de arbeidsongeschiktheid blijkt uit een verklaring van een arts dan wel aannemelijk is dat de gerechtigde periodieke uitkeringen gaat ontvangen van privaat- of publiekrechtelijke instanties vanwege arbeidsongeschiktheid. Daarbij is verder van belang dat jaarlijks niet meer dan € 40.644 mag worden ontvangen. Is het gemiddelde van de premiegrondslag voor het bepalen van de jaar- en reserveringsruimte vermeerderd met de AOW-franchise van het kalenderjaar en het daaraan voorafgaande jaar hoger dan € 40.644? Dan is de maximaal te ontvangen uitkering voornoemde gemiddelde premiegrondslag vermeerderd met AOW-franchise.
Revisierente soms minder dan 20%
Bij afkoop van een lijfrente afgesloten na 1 januari 1992 bedraagt in beginsel de revisierente 20%. Onder voorwaarden is de revisierente lager en kan de gerechtigde gebruikmaken van de zogeheten tegenbewijsregeling. Deze tegenbewijsregeling is alleen van toepassing als de afkoop van de lijfrente gebeurt binnen tien jaar na het afsluiten van de lijfrente. De revisierente is in dat geval het bedrag van de verschuldigde belastingrente over de in het verleden in aftrek gebrachte premies.
Fictieve afkoop
Als een lijfrente op de contractueel overeengekomen datum nog niet tot uitkering van termijnen komt, heeft een gerechtigde tot en met 31 december van het jaar volgend op het jaar van de contractueel overeengekomen einddatum de tijd om aan te geven wat hij wil. Bij overlijden hebben de gerechtigden tot 31 december van het tweede jaar volgend op de contractueel overeengekomen datum bij overlijden. Doet de gerechtigde niets dan komt de polis fictief tot uitkering.
Meer informatie
Erik van Toledo geeft op Tax Talks in de Focusuitzending ´Lijfrentevoorzieningen in de praktijk´ aan tot welke vervelende gevolgen een fictieve afkoop van een lijfrente kan leiden. Ook behandelt hij de versoepelingen waarmee het Verbond van Verzekeraars voor geëmigreerde polishouders is gekomen op 23 februari 2018. Bent u nog geen abonnee? Neem dan nu een kennismakingsabonnement voor slechts € 49!
Kijk hieronder naar een compilatie van de uitzending
Wet: art. 3.133 Wet IB 2001, art. 18 Uitv.Reg. IB 2001 en art. 30i AWR
Geef een reactie