Het antwoord op de vraag of er een dienstbetrekking aanwezig is, is niet afhankelijk van de hoogte van de beloning. Met deze opmerking gaf de Hoge Raad aan dat de andersluidende redenering van de Centrale Raad onjuist was.
Op 21-jarige leeftijd raakte een man in 1981 volledig arbeidsongeschikt en ontving sindsdien een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Sinds dat jaar werkte hij drie halve dagen per week als vakkenvuller bij Albert Heijn tegen een vergoeding van ongeveer € 0,80 bruto per uur. Albert Heijn hield loonheffing in en droeg premies werknemersverzekeringen af. De Hoge Raad oordeelde desgevraagd dat er geen sprake was van een dienstbetrekking. Hierbij gaf de rechter aan dat de omvang van het loon niet relevant was voor de beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking, zoals de Centrale Raad van Beroep eerder had geoordeeld in deze zaak. Er was in deze zaak geen sprake van een dienstbetrekking, vanwege het feit dat de gezagsverhouding ontbrak. De man was namelijk vrij om werkzaamheden die aan hem toebedacht waren niet te volbrengen, hij mocht naar eigen inzicht en behoefte pauzeren en meldde zich geregeld ziek, waarop geen regulier verzuimtraject volgde. De man verrichtte weliswaar werkzaamheden als vakkenvuller, maar de Hoge Raad oordeelde de man niet de verplichting had om in het kader van een gezagsverhouding gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.
Meer informatie: Hoge Raad, 15 maart 2013, LJN: BY6888
Geef een reactie