Loonbelasting over een loonbestanddeel dat niet is betrokken in de inkomstenbelasting is toch verrekenbare voorheffing zolang de loonbelasting is ingehouden of nageheven en vervolgens afgedragen.
Een man werkte als algemeen directeur voor een B.V die tot een groep van vennootschappen behoorde. In deze hoedanigheid kreeg de directeur de gelegenheid om via zijn persoonlijke holding in de groep te participeren. Toen de B.V. vanwege tegenvallende resultaten de dienstbetrekking van de directeur opzegde, was zij hem een beëindigingsvergoeding verschuldigd. Ook droegen de directeur en zijn holding hun participaties in de groep over. Een en ander was voor de Belastingdienst reden om de B.V. een naheffingsaanslag loonbelasting op te leggen. De B.V. verhaalde het belastingbedrag op de directeur door een verrekening met een ontslagvergoeding toe te passen. De man gaf de verrekende loonbelasting op als voorheffing in zijn aanslag inkomstenbelasting. De inspecteur accepteert de loonbelasting niet als voorheffing, omdat het desbetreffende loonbestanddeel niet in de aanslag inkomstenbelasting is betrokken.
Loonbelasting moet zijn betaald
Maar Hof Amsterdam haalt uit oudere rechtspraak dat loonbelasting niet alleen verrekenbaar is met de inkomstenbelasting als zij is ingehouden of nageheven. Als de inhoudingsplichtige de loonbelasting op een andere manier heeft betaald, is de loonbelasting ook een verrekenbare voorheffing. Deze regel geldt zelfs als het loon niet tot het belastbare inkomen in de inkomstenbelasting wordt gerekend. Zo wordt het tekort gecompenseerd dat voor de betreffende ‘werknemer’ is ontstaan doordat ten onrechte loonheffing op zijn loon is ingehouden. Alleen als de loonheffing niet is afgedragen, mag de fiscus als aanvullende voorwaarde stellen dat het loonbestanddeel in de aanslag inkomstenbelasting moet zijn betrokken. Verder constateert het hof dat de inspecteur geen (subsidiair)standpunt heeft ingenomen met betrekking tot interne compensatie. De Belastingdienst mag daarom geen beroep doen op interne compensatie om het loon van de man in de inkomstenbelasting te verhogen met bijvoorbeeld het voordeel uit de verkoop van zijn participaties.
Wet: art. 9.2, eerste lid onderdeel a Wet IB 2001
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam 24 september 2019 (gepubliceerd 9 oktober 2019), ECLI:NL:GHAMS:2019:3593
Geef een reactie