De invoering van de 150-kilometereis heeft voor de eerste vijf jaar van de looptijd van 30%-regeling geen gevolgen door het overgangsrecht. Na vijf jaar eindigt de regeling van rechtswege als niet aan het 150-kilometercriterium is voldaan, aldus de Hoge Raad.
Een Belgische dame trad per 1 juli 2007 in dienst bij een Nederlandse vennootschap en verhuisde naar Nederland. Daarvoor woonde ze in België, op een afstand van minder dan 150 kilometer van de grens van Nederland. De 30%-regeling was voor haar van toepassing van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2017. Per 1 januari 2012 is de wet zo gewijzigd dat een ‘ingekomen werknemer’ in de zin van de 30%-regeling ook moet voldoen aan het 150-kilometercriterium. Het overgangsrecht verbindt daar voor de eerste vijf jaar van de looptijd echter geen consequenties aan, dus zat de wijziging de Belgische dame niet gelijk in de weg. Discussie ontstond toen de werkgever met ingang van het zesde jaar (juli 2012) de 30%-regeling niet meer toepaste.
In sprongcassatie oordeelt de Hoge Raad, net als Rechtbank Noord-Holland en A-G Wattel, dat de inhoudingsplichtige de 30%-regeling terecht achterwege liet. Als op grond van het overgangsrecht is gekozen voor het blijven toepassen van artikel 9d UBLB (zoals gold tot 1 januari 2011), eindigt de toepassing van de 30%-regeling van rechtswege na vijf jaar als niet is voldaan aan het 150-kilometercriterium. De wettekst is op dit punt onduidelijk, maar verzet zich niet tegen deze uitleg. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep daarom ongegrond.
Wet: artikel 8 (tekst 31 december 2010), artikel 10e UBLB (tekst 31 december 2011 en tekst 1 januari 2012), artikel 9d UBLB (tekst 31 december 2010)
Meer informatie: Hoge Raad 8 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3083
Geef een reactie