Door de principiële overwegingen van de Hoge Raad in het arrest over belastingrente wil staatssecretaris Van Rij het voorgestelde artikel 30ia AWR waarmee de inspecteur in rekening gebrachte belastingrente kan minderen eerder voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden.
Uit het arrest van 18 november 2022 volgt dat geen belastingrente in rekening kan worden gebracht voor de periode dat een belastingplichtige de verschuldigde belasting heeft betaald. Hoewel de zaak waarover de Hoge Raad arrest heeft gewezen draaide om de heffing van vennootschapsbelasting strekt het arrest zich, vanwege de principiële overwegingen, ook uit over de andere belastingmiddelen waarbij belastingrente in rekening wordt gebracht. Het arrest geldt voor belastingrentebeschikkingen die op 18 november 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden en voor rentebeschikkingen die vanaf die datum zijn afgegeven en nog worden afgegeven. Als hierbij belastingrente in rekening is gebracht terwijl het verschuldigde bedrag aan belasting al was betaald, komen deze rentebeschikkingen in aanmerking voor een rentematiging.
Artikel 30ia AWR
Met het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 wordt in de AWR een artikel geïntroduceerd met dezelfde strekking als het arrest van 18 november 2022. Op grond van het voorgestelde artikel 30ia AWR kan de inspecteur in bepaalde situaties de in rekening gebrachte belastingrente verminderen. Zo kan er meer maatwerk geboden worden bij het berekenen van belastingrente. Geregeld wordt dat de inspecteur de in rekening gebrachte belastingrente kan verminderen voor zover gedurende het tijdvak waarover belastingrente in rekening wordt gebracht het te betalen bedrag aan belasting al was geheven, dan wel op aangifte was voldaan of afgedragen. De voorgestelde maatregel sluit hiermee vanaf de beoogde inwerkingtredingsdatum (1 januari 2023) aan bij de benadering van de Hoge Raad in zijn arrest van 18 november 2022.
Nadere regels
Het voornemen was om artikel 30ia AWR op 1 januari 2023 niet voor alle belastingmiddelen in werking te laten treden. Voor de loonbelasting en de omzetbelasting was inwerkingtreding pas voorzien in 2026, omdat eerdere inwerkingtreding via automatisering niet uitvoerbaar was. Door de principiële overwegingen van de Hoge Raad vindt Van Rij dit echter niet langer wenselijk. De staatssecretaris wil daarom het voorgestelde artikel 30ia AWR zo snel mogelijk ook voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden. Om eerdere uitvoering mogelijk te maken, worden zo snel mogelijk nadere regels gesteld waaraan een verzoek om vermindering van belastingrente met betrekking tot de loonbelasting en de omzetbelasting op grond van artikel 30ia AWR moet voldoen. Daarnaast worden de mogelijkheden van een doelmatigheidsgrens bekeken. Artikel 30ia AWR biedt de mogelijkheid om dit bij ministeriële regeling te regelen. Zodra de nadere regels gereed zijn en artikel 30ia AWR ook voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking kan treden, worden belastingplichtigen hierover geïnformeerd via de website van de Belastingdienst.
Totdat artikel 30ia AWR ook ten aanzien van de loonbelasting en de omzetbelasting in werking is getreden, geldt voor deze middelen dat voor rentebeschikkingen die op 18 november 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden, belastingplichtigen om rentematiging kunnen verzoeken met een beroep op het arrest.
Toepassing van een vermindering
Vanaf 18 november 2022 geldt dus dat belastingplichtigen aanspraak kunnen maken op een vermindering van belastingrente als belastingrente in rekening wordt gebracht terwijl het verschuldigde bedrag aan belasting al was betaald. In de toelichting op artikel 30ia AWR is ten aanzien van alle belastingmiddelen aangegeven dat een dergelijke vermindering niet in alle heffingssystemen en voor alle situaties op initiatief van de Belastingdienst kan worden toegepast. Hierdoor zal het voor de inspecteur niet in alle gevallen mogelijk zijn om bij de vaststelling van de belastingaanslag met het arrest, en vanaf 1 januari 2023 met artikel 30ia AWR, rekening te houden.
Als vermindering van belastingrente op initiatief van de Belastingdienst in de aangewezen gevallen niet mogelijk is, zal toepassing achteraf moeten plaatsvinden, in bezwaar of na een verzoek om ambtshalve vermindering. Via de communicatiekanalen van de Belastingdienst zal kenbaar worden gemaakt in welke gevallen vermindering van belastingrente mogelijk is en wat de bijbehorende gang van zaken is. Waar dit mogelijk is, zal bij de vaststelling van de belastingaanslag met de rentematiging rekening worden gehouden. Ten aanzien van belastingrentebeschikkingen voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting is dit in ieder geval van toepassing. Belastingrentebeschikkingen ten aanzien van deze belastingmiddelen die op grond van het arrest voor vermindering van belastingrente in aanmerking komen, zullen op initiatief van de Belastingdienst in 2023 (dus achteraf) worden gecorrigeerd. Belastingrentebeschikkingen voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting die zien op het belastingjaar 2022 en later zullen met inachtneming van het arrest worden afgegeven.
Geef een reactie